De tijd vergaat snel in Zweden. Een paar weken zijn sneller om, dan ze verwachten. De rust is weer terug in huis gekomen, al wordt die wreed verstoort als Ada haar eerste weeën krijgt. Roald is op zijn werk, als
Ester hem belt.
‘Roald, ik denk dat het zover is! Ada heeft weeën.’
Het dringt even niet meteen door bij Roald, maar als hij de noodkreet van Ada op achtergrond hoort, is hij even in paniek. Hij zit in een vergadering en zegt: ‘Sorry, ik moet nu meteen gaan! Ester belde net op, dat Ada weeën heeft gekregen!’
Henk glimlacht. ‘Dan ga maar snel naar huis, Roald. Wens Ada sterkte en veel succes!’
‘Ja, het spijt me, dat ik nu moet gaan, maar je zou me nu met geen mogelijkheid hier kunnen houden!’
‘Maak je geen zorgen, Roald. Je hebt alles prima voorbereid, we kunnen wel even zonder je.’
Roald knikt en maakt dan dat hij wegkomt. In een recordtijd komt hij thuis weer aan, waarbij hij vrijwel alle snelheidslimieten heeft overschreden. Zijn vriend Frank zag hem wel rijden, maar was al op de hoogte dat Ada op het punt stond om te bevallen. Glimlachend loopt hij het politiebureau op, waar
Diana aan het werk is.
‘Ik geloof dat het bij Roald en Ada zover is, Diana. Ik zag net Roald met grote vaart naar huis rijden!’
Diana glimlacht. ‘Ja, ze is uitgeteld, dus dat zou best wel eens kunnen! Ik hoop dat alles goed met ze gaat! Ik zal mijn moeder al vast even bellen, die zal dit nieuws wel leuk vinden.’
Frank glimlacht. Diana belt naar
Hilde. ‘Mam, ik denk dat het bij Roald en Ada zover is. Frank zag net Roald met een rotvaart naar huis rijden en dat doet hij normaal nooit!’
‘Oh, wat leuk! Ik ben eens benieuwd! Ik hoop dat alles goed gaat!’
‘Het zal wel goed komen, mam. O, ik zie net ook dokter Randalson rijden, mam. Dan is het serieus!’
‘Als je wat meer weet, dan bel je maar. Ik zal met spanning wachten.’
‘Anders kom ik vanmiddag toch lekker even op bezoek?’
‘Dat is ook erg leuk! Ik zal wel wat lekkers klaar maken. Komt Frank ook?’
‘Nee, hij heeft nog dienst, mam.’
‘Maakt ook niet uit, dan zie ik je vanmiddag wel.’
Intussen komt Roald thuis aan. Hij stormt naar binnen, waar
Ingrid hem opvangt.
Ze lacht. ‘Rustig maar, Roald! Het is nog lang niet zover! En bovendien komt Olaf er ook al aan. Je bent er zelfs nog eerder dan hem!’
Roald wordt weer wat rustiger, als Ingrid hem omhelst.
‘Ik denk dat ik wel iets te hard heb gereden, Ingrid. Ik zag net Frank nog voorbij rijden, ik hoop dat hij het me vergeeft!’
Ingrid lacht. ‘Ik denk niet dat hij moeilijk zal doen, Roald. Hij is immers een goede vriend en hij heeft wel begrip voor de situatie. Maar je kunt er donder op zeggen, dat hij er iets over zal zeggen.’
‘Dat is ook niet erg, ik reed echt veel te hard.’
Dan gaat de deurbel en Roald rent naar de voordeur. Hij heeft de auto van de dokter herkend en hij trekt bijna de dokter naar de slaapkamer, waar Ada in bed ligt. Ingrid moet lachen en roept: ‘Roald, doe nou eens rustig! Ada is nog lang niet zo ver!’
Dokter Randalson lacht en zegt: ‘Laat maar, Ingrid. Ik ben dat wel gewend. Bijna alle mannen reageren zo, als hun geliefde bevalt!’
Maar Roald laat hem wel los en zegt: ‘Sorry, maar het is gewoon, dat ik me veel zorgen over haar maak!’
‘Het komt wel goed, Roald. En volgens mij reed je me net nog voorbij, dus ik neem aan, dat je Ada nog niet gezien hebt?”
Roald schudt zijn hoofd.
De man glimlacht. ‘Kom, dan gaan we samen naar binnen. Ada heeft je nodig de komende uren.’
Samen gaan ze naar binnen, waar ander bed ligt, als waar ze normaal in slapen. Dat heeft Roald daar nog enkele dagen geleden nog neergezet, omdat het verrijdbaar is en daarmee wat praktischer voor de bevalling. Het is het oude bed van
Isabel. Het was een idee van de drieling, die vonden dat op die manier Isabel er toch een beetje deel van uitmaakte.
Roald loopt meteen naar Ada en geeft haar een korte zoen. Ada glimlacht en zegt: ‘Roald, het is zover! We gaan nu ouders worden van ons kind!’
Roald glimlacht van trots. Zijn liefde voor Ada zou niet groter kunnen worden dan nu. Hij houdt haar hand vast en gaat naast haar op een stoel zitten. Als Ada dan plots weer een wee krijgt, knijpt ze bijna de hand van Roald fijn. Maar de wee is gelukkig maar kort. Maar reden genoeg voor de dokter om Ada verder te onderzoeken. Maar er is nog geen reden om te handelen of haast te maken.
‘Dit kan nog wel even duren! Het zal vandaag wel gaan gebeuren, maar nu nog niet. Ik heb ook nog ander patiënten, die ik moet bezoeken, en die stel ik niet graag teleur. Dus als jullie het goed vinden, ga ik dat doen. Jullie hebben mijn nummer, en als de weeën elkaar sneller opvolgen, dan bel je me meteen! Ik zal dan zo snel mogelijk komen!
Ik zal de vroedvrouw wel alvast laten komen, dus je staat er niet helemaal alleen voor.’
Even is Roald in paniek, dit had hij niet verwacht. Maar doordat de dokter hem toezegt, de vroedvrouw te bellen, stelt hem dat wel iets gerust. Hij laat de dokter uit, maar snelt weer meteen terug naar Ada. Ze praten over allerhande zaken, totdat Ada weer een wee krijgt. Even verkrampt ze van de pijn, maar de pijn trekt wel weer weg. Ook Ester en Ingrid zijn erbij komen zitten. Samen steunen ze elkaar tijdens het lange wachten.
Ada vraagt aan Roald: ‘Wil je nou nog niet weten, wat het nu wordt?’
Roald schudt zijn hoofd. ‘Nee, ik weet dat jij het wel weet, maar ik wil het pas weten, als het gezond en wel in jouw armen ligt, Ada.’
Als de deurbel weer gaat, loopt Roald met Ingrid mee. Ingrid zegt tegen Roald: ‘Ik ga vast kleertjes pakken voor haar baby. Dus je zorgt maar, dat je het niet ziet!’
Roald lacht. ‘Ik zal de deur open doen en bij je uit de buurt blijven, dan komt het wel goed!’
Ingrid lacht. ‘Ik zal je niet verraden, dat we straks een kleine aap krijgen.’
Roald schiet in de lach. ‘Dat zal het ongetwijfeld worden, Roald. Maar ik begin nu ook wel een beetje zenuwachtig te worden.’
Roald doet de deur open voor de vroedvrouw, die voor de deur staat.
‘Welkom, mevrouw Ytremannen. Kom snel binnen!’
Dank u, mijnheer de Vries! Is het dan eindelijk zo ver? De eerste in de serie van drie?’
Roald lacht. ‘Ja, maar het is onze eerste, dus extra spannend!’
‘Dat kan ik me voorstellen. Heeft ze nog weeën gehad, na het bezoek van de dokter?’
‘Ja, nog een keer. Tien minuten geleden.’
‘Ah, prima. Ik zal meteen naar haar toegaan om te kijken hoe het met haar is en alles vast voorbereiden.’
De vrouw is al een keer op bezoek geweest, en weet alles al te staan. Ze heeft duidelijk ervaring en als Ingrid met de babykleertjes komt aangedragen, zegt de vroedvrouw: ‘Ach, wordt het een dochtertje?’
‘Ja, maar mijn man wil het nu nog niet weten. Zou u dat nog even geheim willen houden?’
‘Natuurlijk! Dat spreekt voor zich. Doet u die kleertjes maar hier in dit kistje, dan ziet hij het niet!’
Daarna gaat ze de slaapkamer in. Nauwelijks zijn ze binnen, als Ada aangeeft dat ze dringend moet plassen. Ze helpen haar naar het toilet. Maar eenmaal op het toilet krijgt Ada een flinke wee, waarbij ook haar vruchtwater breekt. Het is dat Roald en de vroedvrouw erbij staan, anders was ze van de pijn van het toilet gevallen. Roald tilt Ada meteen op en brengt haar terug naar bed. De vroedvrouw neemt het vanaf daar meteen over en zegt: ‘Bel de dokter maar vast. Nu zal het niet meer heel erg lang duren!’
Roald belt meteen dokter Randalson, die gelukkig al onderweg was. Hij is er dan ook binnen enkele minuten.
De spanning begint op te lopen, als de weeën zich sneller opvolgen. Roald wijkt geen seconde van Ada’s zijde af, en dept het voorhoofd van Ada met een nat koel doekje. Hij spreekt haar moed in en troost haar als ze pijn heeft.
Maar toch duurt het meer dan een uur voordat het eindelijk zo ver is. Nadat Ada zich zelf ontstegen had en al haar pijn verbeten had, is ze eindelijk bevallen van haar dochtertje. Ze is werkelijk uitgeput en Roald kon niet trotser zijn op haar dan nu. Hij bewondert haar vermogen om de pijn te verzetten, want dat het pijn deed, dat was hem wel duidelijk. Het gekrijs van de nieuwe wereldbewoner klinkt hem als muziek in zijn oren.
Het hoogtepunt voor Roald was echter, dat hij zelf de navelstreng door mocht knippen. Daarna wordt het kind snel droog gemaakt en schoon gewreven en in een zachte doek gewikkeld. Daarna legt de vroedvrouw de baby bij Ada in haar armen.
‘Gefeliciteerd met uw dochter, mevrouw De Vries!’
Ada glimlacht blij verrast en bekijkt vol liefde haar kind.
‘Ach, Roald! Is ze niet mooi?’, vraagt ze met tranen in haar ogen.
‘Ze is prachtig, Ada. Hoe gaan we haar nu noemen?’
‘Zoals we afgesproken hebben, Roald. Isabel zal ze heten!’
‘Dan zal ze vanaf nu zo heten, Ada. Isabel de Vries!’
‘Wil je haar vasthouden, Roald?’
Roald knikt. Voorzichtig pakt haar op en legt haar op zijn armen. Vol liefde kijkt hij naar het kleine ding, dat in zijn armen ligt. ‘Daar ben je dan eindelijk! Welkom, Isabel! Ik zal je alles geven, wat ik je kan geven, mijn liefde, mijn bescherming en als het nodig is zelfs mijn leven.’
Ester en Ingrid komen de nieuwe aanwinst ook dichterbij bekijken, terwijl de dokter en de vroedvrouw, samen met Ada, de laatste horde voor Ada overwinnen. Haar nageboorte moet ook nog uit haar buik. Maar als dat achter de rug is, legt Roald Isabel weer bij Ada op haar borst, waar het instinctief begint te zoeken naar haar borst. En daar vindt het al meteen wat het zoekt. Ada glimlacht, als ze naar haar kroost kijkt.
Haar zussen feliciteren haar, en zijn ook werkelijk blij voor haar. Hoewel ze ook wel een tikkeltje jaloezie voelen, ze zouden willen dat het voor hun ook al zo ver was.
Roald belt dan meteen zijn ouders op.
‘Ha, Roald! Hoe gaat het daar?’
‘Hier gaat alles goed, oma.’
Het is even stil, maar dan klinkt gegil. ‘Wat? Is het al gebeurd? Wat is het geworden?’
‘Ada is nog maar net bevallen van een prachtige dochter, mam! We hebben haar Isabel genoemd!’
‘Ach, wat leuk! En hoe gaat het met Ada?’
‘Uitgeput, maar alles is goed gegaan. Ze geeft net Isabel haar eerste borstvoeding!’
‘Wat ben ik blij voor je, jongen! Mijn God! Ik ben oma! Ik ga meteen Johan bellen! En we komen zo snel als we kunnen!’
‘Dat komt wel goed, mam. En nu moet ik eerst even met Björn en
Anna bellen, die weten het nog niet!’
‘Wens Ada alvast proficiat van me. En stuur me zo even wat foto’s!’
‘Dat komt wel goed, mam!’
‘En feliciteer Anna en Björn ook even van ons!’
‘Zal ik doen, mam! Ik bel straks nog wel een keer, als pap thuis is!’
‘Je kunt er donder op zeggen, dat het niet lang zal duren, voordat hij thuis is! Hij is de afgelopen dagen al behoorlijk gespannen. Zijn baas heeft hem al gezegd, dat hij beter thuis kan blijven, maar je kent je vader, als hij gespannen is, kan hij niet stil zitten!’
Roald lacht. ‘Ja, ik had niet anders verwacht. Maar ik ga nu ophangen!’
Roald belt dan snel naar zijn schoonouders.
‘Hoi Roald! Waarom bel je?’
‘Met goede reden, oma!’
Anna gilt meteen en roept hard: ‘Ahh, ik ben oma! Is het echt waar?’
‘Ja, we hebben een prachtige dochter, ze is nog maar net geboren, nu net een half uur geleden. Ze heet Isabel en ze is kerngezond, en erg mooi!’
Anna lacht. ‘Dat zeggen alle ouders over hun kind, Roald. Maar ik geloof je meteen. En hoe gaat het met Ada?’
‘Ze is uitgeput natuurlijk, maar alles heeft erg goed gegaan. Ze heeft zich echt kranig gehouden. Ik wist niet, dat vrouwen zoveel pijn konden verzetten!’
‘Hoe kon je dat ook weten, Roald? Je bent immers geen vrouw! Hoe zwaar is ze?’
‘Net geen zeven pond, Anna. Ze krijgt nu haar eerste borstvoeding al! Maar wil je Ada even spreken?’
‘Ja, natuurlijk! Maar wacht, ik roep ook even Björn. Die is thuis!’
‘Hoeft hij niet te werken?’
‘Nee, hij heeft een paar dagen geleden een spijker in zijn voet gekregen en nu kan hij moeilijk lopen!’
‘Oei, daar wisten we nog niets van! Wens hem maar beterschap!’
‘Het valt wel mee, Roald. Hij moet zich gewoon een paar dagen rustig houden, dan zou het weer goed zijn.’
Anna roept Björn en even krijgt Roald Björn aan de telefoon. Hij is natuurlijk overgelukkig, dat hij nu opa is geworden en ze wisselen de felicitaties uit. Dan geeft Roald de telefoon aan Ada, die net klaar is met Isabel voeden.
Roald zegt: ‘Ada, het zijn je ouders, ze willen je even feliciteren!’
Ada neemt met een glimlach de telefoon aan.
‘Hoi mam! Hoi pap!’
‘Wat zijn we trots op jou, Ada! Gefeliciteerd met Isabel! En hoe gaat het met je?’
‘Het gaat wel. Ik ben alleen kapot. Maar ik was blij, dat Roald, Ester en Ingrid er waren om me te steunen. Dat heeft me zeker geholpen!’
‘Ga maar snel rusten, Ada. We komen zo snel mogelijk, want ons eerste kleinkind willen we natuurlijk zo snel mogelijk zien!’
Ada glimlacht. ‘Zal ik doen, mam!
Maar ik geef de telefoon weer terug aan Roald, ik ben echt moe.’
‘Dat begrijpen we, liefje. Ahh, een kleindochter! Ik kan het amper geloven!’
‘Wat vond je van de naam?’
‘Ik vind het leuk, dat je Isabel eert door jullie eerste kind naar haar te noemen, Ada. Ze was een bijzonder mens en ik denk, als ze nog geleefd had, dat ze het heel erg leuk gevonden zou hebben.’
‘Dat denken wij ook, mam. Maar ik ga ophangen. Ik zie je snel! Ik hou van jullie!’
‘En wij houden ook van jou, Ada.’
Ada geeft de telefoon terug aan Roald, die daarna nog even kort praat met Björn, voordat hij het gesprek beëindigt. Dan belt hij met Guido.
‘Hey, Roald! Nog alles rustig bij jullie?’
‘Helemaal niet, Guido. De geboortegolf is hier nu wel begonnen!’
‘Wat! Is het al begonnen? Wie is er als eerste?’
‘Ada natuurlijk! We zijn nu ouders van een prachtige dochter! We hebben haar Isabel genoemd.’
‘Ach, wat leuk man! Gefeliciteerd! Een dochter nog wel! En wat leuk, dat je haar naar Isabel hebt genoemd! En hoe gaat het met Ada?’
‘Ze is uitgeput, maar dat was wel te verwachten. En ach, ik ben weer helemaal verliefd, maar nu ook nog op Isabel!’
Guido lacht. ‘Ik weet wat je bedoeld, Roald. Ik heb hetzelfde met Jeroen. Ik had nooit gedacht, dat ik verliefd kon worden op een man, maar dit is wel een uitzondering!’
De mannen lachen even alleen maar, gewoon omdat ze elkaar nu heel goed begrijpen.
Dan zegt Guido: ‘En hoe zwaar was ze? Dat wil
Nancy weten!’
‘Ze is behoorlijk zwaar voor een meisje, net geen zeven pond. Maar er zit alles op en aan, en ze is prachtig!’
‘Dat is een stevige, Roald. Ik ben blij, dat het goed gegaan heeft. Heeft het lang geduurd?’
‘Naar mijn mening veel te lang, maar volgens dokter Randalson viel het wel mee. Maar Jezus! Wat kunnen vrouwen hun pijn verzetten. Ik zou echt niet weten, of ik die pijn kon doorstaan!’
‘Ik weet helemaal wat je bedoeld. Nancy heeft mijn hand meerdere malen bijna plat geknepen!’
‘Maar ik ga weer hangen, ik moet nog even rondbellen!’
‘Ik zal hier wel onze vrienden voor mijn rekening nemen. Ik neem aan, dat je ook nog je vrienden in Zweden moet bellen, Roald.’
‘Ja, dat moet ik ook nog! Dank je!’
‘Is al goed, Roald. Kan ik een klein beetje terug doen, voor wat je voor ons gedaan hebt. En je begrijpt wel, dat het nog wel even duurt, voordat we op bezoek komen.’
Roald glimlacht. Op momenten als deze waardeert hij de vriendschap met Guido op zijn best. Maar hij voelt dan ook de afstand, die er nu noodgedwongen tussen hun zit. Guido zit in Nederland, en Roald in Zweden.
‘Ja, dat begrijpen we wel, Guido. Jammer dat we nu zo ver van elkaar af wonen!’
‘Dat overleven we wel, Roald. En ik zie het gewoon positief: Je geeft ons reden om wat vaker op vakantie te gaan naar ons nieuwe favoriete vakantieland, Zweden!’
Roald lacht. ‘Blij, dat je het dan positief ziet, Guido. Anderen zouden het niet zo opvatten.’
‘Ik weet al wie je bedoeld, Roald. Tja, niet iedereen is zo. Maar ze begrijpen allemaal wel, waarom je naar Zweden bent gegaan, maak je maar geen zorgen.’
‘Bedankt, Guido! Dat had ik even nodig. Maar ik ga nu ophangen, want ik moet mijn opa en oma nog opbellen.’
‘Dat is goed, Roald. Wens Ada van mijn proficiat en ook je opa en oma.’
‘Zal ik doen! Tot later!’
Roald verbreekt de verbinding en belt dan naar zijn opa op.
‘Hallo, met
Renate Gijsbregchts’
‘Hallo, overgrootmoeder!’
‘Ben jij dat, Roald? Is jullie eerste kind geboren?’
‘Ja, oma! Ada is nu bijna een uur geleden bevallen van een prachtige dochter! Ze is helemaal gezond en Ada heeft alles goed doorstaan. We hebben ons kind Isabel genoemd.’
‘Ach, wat leuk! Wacht, ik roep je opa even, jongen!’
Roald hoort zijn oma naar Gustav roepen.
‘Gustav! Kom snel! Roald heeft zijn eerste kind gekregen!’
Even later hoort hij de stem van zijn opa.
‘Hallo, Roald! Wat hoor ik nu? Ben ik overgrootvader geworden?’
‘Ja, en je achterkleinkind hebben we naar je moeder genoemd, opa. Ze heet Isabel.’
Roald hoort de snik van ontroering in zijn stem, als Gustav zegt: ‘Daar ben ik blij om, jongen. Zo zal Isabel haar naam in de familie blijven bestaan. Daar doe je mij veel plezier mee!’
‘Dat dachten we al, opa. Daarom hebben we haar ook zo genoemd. Maar als het een jongetje was geweest, dan hadden we het naar jou genoemd, opa.’
‘Met allebei ben ik wel blij en ik voel me ook wel vereerd, dat je mijn naam in overweging hebt genomen. Maar je begrijpt natuurlijk wel, dat we alleen niet zomaar even op bezoek kunnen komen! De vorige keer was al een hele belasting voor ons!’
‘Dat geeft toch niets, opa! We willen van de zomer toch nog een keer naar Nederland komen, dus je hoeft je geen zorgen te maken, dat je achterkleinkinderen niet zult zien.’
‘Dat zou fijn zijn, Roald. Ik kan al haast niet wachten, totdat ik ze in het echt zal zien! Maar je stuurt ons toch nog wel foto’s op?’
‘Natuurlijk, opa! Ik zou niet durven om jullie geen foto’s te sturen.’
‘Ik ben benieuwd! In ieder geval, heel erg gefeliciteerd met jullie dochter!’
‘Dank je, opa! En ik zal zorgen, dat jullie snel foto’s krijgen.’
Roald beëindigt ook dit gesprek en loopt weer terug naar Ada.
‘Alles goed, meisje van me?’
Ada glimlacht. ‘Het doet nog wel wat pijn, maar het was het allemaal waard, Roald! Wat is ze mooi!’
‘Ze is schitterend, Ada! En jij hebt zo je best gedaan, ik ben echt trots op je!’
Hij knuffelt Ada en zegt: ‘Ik hou van je, Ada. Meer dan ik je ooit zeggen kan! En ook nog van Isabel! Nu ben ik op vier vrouwen verliefd!’
Ada lacht zwakjes en zegt: ‘En er zijn nu ook vier vrouwen verliefd op jou, Roald. Ik heb me werkelijk nog nooit zo gelukkig gevoeld! Telkens als ik denk, dat mijn leven niet meer beter kan, dan gebeurt het toch weer, en ben ik nog gelukkiger, dan ooit! Ik hoop niet, dat dit ooit stopt, Roald!’
‘Ik zal er alles aan doen, om jullie gelukkig te houden, Ada. Maar wat gaat de tijd snel! Een jaar geleden zat ik nog in Nederland plannen te maken om een rondreis door Zweden te maken.
Erg ver ben ik niet gekomen, maar daarvoor heb ik iets veel beters meegemaakt, en ik hoop dat nog mijn hele leven met jullie te mogen meemaken!’
Ze geven elkaar een zoen en Roald ziet dat Ada moe is. Hij stopt haar liefdevol in en geeft haar nog een zoen op haar voorhoofd. Dan wenst hij haar welterusten en verlaat de kamer en dooft de lichten, zodat ze kan slapen.
Hij loopt naar de woonkamer, waar Ester en Ingrid met elkaar zitten te kletsen. Ze maken plaats voor hem op de bank en komen dan aan weerszijden tegen hem aan te liggen. Roald streelt ze beiden over hun lichaam, waardoor ze als snorrende katjes tegen hem aan leunen.
Ingrid doorbreekt de sfeer door te vragen: ‘Roald, hoe voelt het nu om papa te zijn?’
‘Apart, anders kan ik het nog niet omschrijven. Het moment, dat ik Isabel vast hield, wist ik, dat ik voor altijd van haar zou houden. Ze is nog zo hulpeloos en weerloos. En ik voel ook de drang om haar te beschermen en te verzorgen. Het lijkt, hoe ik over jullie voel, maar toch weer anders!’
Ingrid glimlacht. ‘Het klinkt vreemd, maar toen ik Isabel straks even vast mocht houden, voelde ik dat ook zo. En al is ze niet mijn kind, ik voel wel een verbondenheid met haar. Je bent haar vader, maar je bent ook mijn man. En voor mijn gevoel ben ik dan toch een beetje haar moeder, net als Ester straks een beetje moeder voor mijn kind zal zijn.’
Ester knikt. ‘We hadden het er net over, toen je binnen kwam. We voelden allebei hetzelfde, toen we Isabel vasthielden. Vreemd is dat, of niet?’
‘Nou ja, we hebben ook een vreemde relatie, of niet? Maar hoe hebben jullie de bevalling ervaren?’
‘Ik zie er nu wel een beetje tegenop, nu ik gezien heb, hoeveel pijn het bij Ada heeft gedaan. Maar aan de andere kant verlang ik er nu ook wel naar. Olaf heeft ons zojuist, voordat hij ging, ook nog onderzocht. Alles zag er goed uit.’
‘Dat hoor ik graag. En jij, Ingrid? Hoe heb jij het ervaren?’
‘Hetzelfde als Ester. Ik zie er tegenop, vanwege de pijn, maar ik verlang er ook naar mijn kind eindelijk in mijn armen te hebben. En hoe heb jij het eigenlijk ervaren, Roald?’
‘Ik ben werkelijk nog nooit zo bang geweest, Ingrid. Ik zag de pijn, die Ada moest verbijten en ik kon niet meer doen, dan haar aanmoedigen en steunen. Ik zou willen, dat ik haar pijn kon wegnemen, maar ik kon het niet.
Ik voelde me hulpeloos en machteloos. Dat was verschrikkelijk! Maar toen ik Isabel voor het eerst zag, wist ik, dat het allemaal de moeite waard is geweest.’
‘Gelukkig heeft Ada niets overgehouden aan haar onderkoeling, daar had ik nog wel wat schrik voor!’
‘Die schrik had ik ook, maar Olaf had me verzekerd, dat de kans heel erg klein was, dat de baby er iets aan over zou houden.’
Ester trekt zich nog wat steviger tegen Roald aan en zegt: ‘Ik kan het nog steeds amper geloven, dat het al bijna zo ver is. En daarnaast is het nu ook precies aan jaar geleden met mijn breuk met Matz.’
Ingrid streelt het haar van Ester en zegt: ‘Weet je dat we toen best over je in hebben gezeten, Ester? We hadden schrik, dat je jezelf iets aan zou doen.’
Ester kijkt Roald aan en Roald knikt zachtjes. Dan zegt Ester: ‘Dan hadden jullie niet heel slecht gedacht! Ik stond echt op het punt om er een eind aan te maken, toen jullie me kwamen vragen om mee op vakantie te gaan.’
Ingrid kijkt geschokt. ‘Meen je dat nou, Ester? Dat heb je ons nooit verteld! Wist jij het, Roald?’
‘Ja, Ester heeft het me verteld. Ik wist het al langer. Maar ik denk gewoon, dat het zo heeft moeten zijn, Ingrid. Als Matz geen homo was, en jullie Ester niet hadden overtuigd om mee te gaan, dan zouden we hier nu niet zo zitten.’
Hij knuffelt de twee vrouwen stevig. Zo zitten ze gewoon een tijdje, enkel van elkaar te genieten. Maar na een half uur wordt de stilte verbroken doordat ze op de slaapkamer iets horen. Roald gaat meteen kijken en ziet Ada uit bed.
‘Wat is er, Ada?’
‘Ik moet naar het toilet, Roald. Maar dat gaat me toch wat moeilijker, dan ik dacht.’
‘Moet ik je helpen?’
‘Ja, je kunt me vasthouden, zodat ik op je kan leunen.’
Roald pakt haar voorzichtig en met alle tederheid in zich brengt hij haar naar de badkamer, waar hij haar ook nog helpt op het toilet te gaan zitten. Een traan rolt over de wang van Ada.
‘Wat is er, Ada? Heb je pijn? Moet ik de dokter halen?’
Ada glimlacht slechts en veegt haar traan weg. ‘Nee, Roald. Ik voel me alleen nu zo ontzettend gelukkig! Wat zou er van mij terecht moeten zijn gekomen, als ik jou niet ontmoet had? Je bent de liefste man, die ik ooit ontmoet heb, en geloof me, ik heb er een hoop ontmoet. Jij verslaat ze met vlag en wimpel.’
Roald glimlacht met alle liefde die hij in zich heeft. De liefde, die hij in zich voelt voor haar, is zo sterk, dat het bijna pijn doet. Als Ester en Ingrid komen kijken, wat er aan de hand is, breekt hij. Tranen rollen in dikke druppels over zijn wangen. Dat Ester, Ingrid en Ada het zien, kan hem niets schelen. Hij trekt Ester en Ingrid dicht tegen zich aan.
Tussen het huilen door, snikt hij: ‘Ik hou van jullie, alle drie! Ga alsjeblieft nooit van me weg!’
Geschrokken van zijn emotionele reactie, maar ook geraakt door zijn overweldigende liefde, kijkt Ester hem aan.
‘Waarom zouden we je ooit verlaten, Roald? We houden allemaal van je en er is werkelijk geen enkele man, die aan jou kan tippen. Dat weet je toch?’
Roald trekt haar nog steviger tegen zich aan met zijn sterke armen. ‘Maar ik ben maar alleen…’
Hij wil nog wat zeggen, maar Ester kust zijn woorden weg. En als ze hun zoen verbreekt, drukt Ingrid haar lippen op de zijne.
Daarna zegt Ingrid: ‘Ja, je bent alleen, maar je bent meer dan tien andere mannen! Je bent fantastisch in bed, en je liefde is gewoon overweldigend. Zelfs voor ons drie samen. En daarnaast ben je ook nog eens de vader van onze kinderen. Geen haar op mijn hoofd, die erover denkt om je ooit te verlaten!’
Roald droogt zijn tranen en begint te lachen. ‘Ach, wat sta ik hier ook te janken als een oud wijf! Ik weet toch, dat jullie zielsveel van me houden en jullie houden ook van mij. Ik denk dat de geboorte van Isabel me parten speelt. Het doet me toch meer, dan ik dacht.’
Nu moeten de drie vrouwen lachen. ‘Dat zou best wel eens kunnen, Roald. Ik heb je nog niet eerder zo emotioneel gezien. Maar ik begrijp het wel, ik voel me ook wel wat meer emotioneel, dan normaal. Het is ook apart om opeens zo’n klein wezentje te zien, dan leeft en beweegt.’
En alsof het afgesproken is, meldt Isabel zich luid met geschreeuw. Ada zit nog steeds op het toilet en zegt:
‘Helpen jullie me even? Mijn moederlijke plicht roept!’
Lachend helpen ze Ada overeind en brengen haar terug naar bed. Roald heeft intussen Isabel uit bed gehaald, en overhandigt haar met de grootste voorzichtigheid aan Ada. Ada legt Isabel aan haar borst, terwijl Ester, Ingrid en Roald ademloos toekijken. Het ziet er komisch uit, en Ada moet er van lachen.
‘Zeg, hebben jullie nog nooit een vrouw gezien, die een kind de borst geeft?’
Roald lacht. ‘Jawel, maar nog nooit zo’n mooie vrouw met zo’n mooi kind! Ik vraag me af, wie de vader is.’
Daar moeten de drie vrouwen wel om lachen. Ada zegt lachend: ‘Slijmbal! Kijk maar eens goed naar dit staaltje kunstwerk van jouw genen, Roald. Ze zal ons leven hoe dan ook verrijken!’
En daar is iedereen het wel mee eens.