Vervolg op: Mini - 166Ergens hoorde ik een irritante zoemtoon die steeds harder werd. Barst… mijn telefoon! Uit gewoonte voelde ik naast me richting nachtkastje, maar ik tastte in de lucht. Oh ja, ik lag op Joline’s bed in Malden. Telefoon in m’n broekzak. Wat moeizaam stond ik op, liep naar de stoel waar mijn broek overheen hing en griste mijn telefoon uit de zak. Natuurlijk stopte het ding op dat moment met zoemen. In het rijtje recente bellers stond ‘Marion” bovenaan. Eén minuut geleden. Marion?? Wat had die nou om… 04:45? Oh wacht even… Marion zou alle telefoontjes voor DT opvangen.
Ik belde haar terug en kreeg een wakker: “Hoi Kees, met Marion!” te horen. Ik liep de badkamer in, om Joline niet wakker te maken. “Hallo Marion. Ligt André zó erg te snurken dat je je beklag wil doen?” “Nee, die slaapt thuis. Heb ik geen last van. Kees, ik kreeg net een telefoontje van de platformmanager van Neddrill 24. Ze hebben een grote storing aan boord, in een van onze systemen. Dat is een van jullie projecten; volgens mij heeft Henry er aan gewerkt. Het is daar behoorlijk paniek aan boord; de productie ligt stil en dat kost ze handenvol geld. Ze willen dat er zo snel mogelijk ondersteuning komt. Dus…” Ik dacht even na. “Ze willen dat er mensen van DT komen kijken, Marion?” “Uhuh… en het probleem oplossen natuurlijk.”
"Oké, geef mij het nummer van die platformmanager maar. En bel daarna Henry met een KVPOG.” “Een wát??” “Sorry… dienstterm. Vertel hem maar dat hij zich gereed maakt om met me mee te gaan. Als het niet hoeft, hoort hij dat van mij.” “Oké…” Ze gaf me het nummer van de platformmanager. “Dank je wel! Hoe laat belde hij? “Nog geen 6 minuten geleden. Ehhh… Moet ik Rob nog bellen, Kees?” “Nee hoor. Die maak ik zelf wel wakker. Ligt op nog geen vijf meter afstand van me te slapen. In de armen van een van mijn zussen.”
Marion giebelde. “Ik heb nú al medelijden…” “Evalueer dat in het nieuwe jaar maar met ‘m.” Ik voelde twee warme handen om heen me glijden en gaf Joline een luchtkusje. Toen, tegen Marion: “Jij hebt je zaken goed voor elkaar, dame. Ze zullen aangenaam verrast zijn dat we zo snel reageren. Blijf nog maar even wakker; misschien heb ik je nog nodig, anders bel ik wel dat je kan gaan slapen.” “Oké… Ik zal wel even koffie maken.” “Is goed! Ik bel je!” Ik verbrak de verbinding.
“Wie ga jij bellen, Kees? Zo midden in de nacht?” “De platformmanager van Neddrill 24. Een boorplatform voor de kust. Problemen aan boord met onze installatie. Eén moment geduld alsjeblieft.” Ik toetste het nummer in wat Marion me gegeven had en hoorde even later behoorlijk wat lawaai en toen:
“Hessel Daniels speaking…”
Hé, die kende ik. Was een keertje in Gorinchem geweest om wat wijzigingen mee door te spreken. “Hoi Hessel, met Kees Jonkman van Developing Technics. Jij hebt problemen?” Er klonk een grom van de andere kant. “Nou en of. We zitten op 500 meter diepte te boren en de boor loopt vast. Te weinig power in het systeem. Als we verder willen boren slaat alle elektriciteit op tilt en de hydrauliek valt uit. Dan moet de boorkop een stuk omhoog om hem los te krijgen. Dat kost tijd en ondertussen lopen we de kans dat het boorgat instort. Als dit zo doorgaat lopen we in één dag een vertraging op van een week.”
“Wat hebben jullie nodig, Hessel?” ”Simpel. Een paar lui van DT die het systeem nakijken en weer normaal laten draaien. Jullie kennen het systeem door en door.” “Roger. Ik ben nu in Malden bij m’n schoonouders. Ik rij naar Gorinchem, haal de gegevens van jullie systeem op en rij naar Rotterdam Airport. Als jij regelt dat daar een heli staat voor drie man, komen wij zo snel mogelijk aan boord.” Een zucht klonk. “Dat zou geweldig zijn, Kees! Ik reserveer een heli op Rotterdam Airport. Laat me weten hoe laat jullie daar ongeveer kunnen zijn.”
“Is goed Hessel. Ik bel je wanneer we uit Gorinchem vertrekken naar Rotterdam.” “Mooi! Tot straks, kerel!”
Hij hing op en ik keek Joline aan. “Werk aan de winkel. Problemen op een platform van de Piraten. Henry, Rob en ik moeten er heen.” “Nu? Op tweede kerstdag?” Ik knikte. “Da’s een van de redenen van ons vorstelijke salaris, liefje. Bij nacht en ontij gereed staan en dingen doen. In de offshore kent men geen zon-en feestdagen.” Ze keek me aan. “Wat kan ik voor je doen?” Ik gaf haar een zoen. “Koffie zetten. Een thermoskan met gewone koffie, een andere met Rob z’n vergif. Twee maal zes boterhammen smeren. Ik ga Rob wakker maken.” Ze gniffelde. “Sterkte!”
Ik liep naar Rob z’n kamer en klopte aan. Hard. Mel antwoordde. “Is er brand?” Ik liep de kamer binnen en deed het licht aan. “Kéés! Wat doe je, gek?” “Niet miepen zus. Ik heb die piraat naast je nodig.” Rob kwam overeind. “Wat is er loos?” “Paniek op Neddrill 24. Ze hebben ons nodig. Opstaan, aankleden voor zee, beneden een bakje vergif drinken en daarna bij mij instappen.” Hij zette zijn voeten naast het bed. “Oké. Twee minuten, dan ben ik klaar.”
Mel keek hem vol verbijstering aan. “Wat is er met jou aan de hand? Normaal moet ik je altijd héél lief en voorzichtig wekken, en nu sta je meteen in de startblokken?” “Shit op zee houdt in: snel handelen, liefje. Geen tijd om te mekkeren.”
Ik keek naar Melissa. “Staat je overigens prima, dit niemendalletje, zussie.” Ze had een rose, behoorlijk doorschijnende en korte nachtpon aan. Ze kleurde. “Lazer op jij…” Ik trok de deur achter hen dicht en keek recht in de ogen van Tony.
“Wat is er aan de hand Kees?” “Werk. Gelazer met de installatie van een booreiland op de Noordzee. Moeten Rob, Henry en ik nú heen.” “Wááát? Zijn ze helemaal gek geworden…” “Nee. De offshore draait 24/7 door, Tony.” Ze bromde. “En nu?” Wij stappen over een paar minuten in mijn auto, rijden naar Gorinchem, halen daar de digitale bestanden op van het platform en rijden door naar Rotterdam. Stappen daar aan boord van een heli, vliegen een halfuurtje over de Noordzee, landen op een postzegel, en proberen die lui uit de shit te halen. Hoe lang dat duurt…. Geen flauw idee.”
Ze knikte. “Oké. Ik ga nu boterhammen maken.” “Niet nodig lieverd. Is Joline al mee bezig. Lekker naar bed gaan. Je zoontje en ik rooien het wel.” Ze keek naar buiten. “Het is ten minste windstil, dat scheelt. Geen storm.” We liepen naar beneden, waar de geur van koffie hing. Bengel drentelde ook rond, duidelijk blij met alle bezigheden. Joline was al druk bezig.
“Hoi Ma…” “Hallo schat. Kan ik nog ergens mee helpen om deze piraten goed de deur uit te krijgen?” Joline knikte. “Ja. Rob z’n bakkie vergif mengen.” Tony pakte de Senseo, gooide er twee pads in en zette het ding op ‘extra sterk’. “Zo. Die doet z’n werk. Kees, eitje op je boterham?” “Lekker Tony. Maar nu moet ik even bellen.” Ik belde Henry.
“Hoi Kees. Je belt tijdens een niet-gepland vroeg ontbijt.” “Dat weet ik kerel. En nee, ik maak geen excuses. Ik heb Hessel net gesproken: ze zitten met een vermogensprobleem op Neddrill 24. Waar ben jij nu? In Waardenburg?” “Yep.”
“Mooi. Als je klaar bent met je ontbijt en het afscheid van Angelique rij je naar Gorinchem en pakt de tekeningen van de 24 in. Ook digitaal: laadt die op 3 stickies. Als dat gereed is, wacht op ons in de hal. Wij vertrekken over vijf minuten uit Nijmegen. Neem ook je Huetdrill-card mee; die heb je nodig. Op Rotterdam staat een heli om ons op te pikken.” “Die card zit standaard in mijn telefoonhoes, Kees. Vaker met dit bijltje gehakt, weet je nog?” “Ja, dat weet ik, maar voor hetzelfde geld ben je gestoord midden in een gigantisch lekkere vrijpartij met Angelique en ben je nog wat duf.”
Op de achtergrond hoorde ik: “Geef me die telefoon eens aan. Nú!” Daarna klonk de stem van Angelique vinnig: “Wil jij je niet met ons liefdesleven bemoeien, opperpiraat? Het is al erg genoeg dat je mijn geliefde midden in de nacht uit z’n bed belt, verdorie!” “Dat is vijf keer opdrukken, An. En bovendien belde Marion hem wakker. Ik niet.”
Ze bromde nog iets onverstaanbaars. “Wát zei je, Angelique?” “Je bent soms een etter van een vent, Kees Jonkman.” “Mee eens!” riep Joline lachend. “Oh, ben jij ook wakker Jo?” “Ja. En dat op dit tijdstip vind ik dat best wel goed van mezelf. En ik sta verdorie nog koffie te maken voor die rotzak ook. Maar goed An: ik moet dingen doen en dat tuig hier wegwerken. Ik bel je op een fatsoenlijk tijdstip wel terug.” “Is goed! Kees: Sterkte!” “Da’s wel nodig met jouw liefje naast me, dame…”
“Zoals ik al zei: je bent een etter, Kees Jonkman. Je krijgt na de vakantie in Gorinchem klappen van me.” Ze hing op.
“Wat maak jij je weer enorm populair binnen DT, Kees…” hoorde ik Rob achter me. Voordat hij verder kon gaan drukte Tony hem een kop koffie in handen. “Hier. Sterke koffie.” Hij grinnikte. “Hehe… Eindelijk iemand die het begrijpt. Dank je wel, Ma.” Mel kwam binnen, op pantoffels en een kamerjas en schoof zwijgend aan. “Hé zussie… Iets opgewekter mag ook wel, hoor. Neem een voorbeeld aan je vent!”
Ze schudde haar hoofd. “Even niet, Kees. Ik heb er de pest in dat ons leuke kerstfeest op deze manier om zeep wordt geholpen.”
Joline draaide zich om en zei nogal scherp: “Hoezo om zeep wordt geholpen, Mel? Wat is dat voor onzin? Ik heb gisteren en eergisteren genóten. Ja, die kerels van ons moeten nu dingen doen. Zijn misschien een paar dagen weg. Nou én? Er zijn lui die máánden van huis zijn. Die voormalig machinekamerbaas van jou bijvoorbeeld had nu op zee gezworven als hij niet naar DT was overgestapt. Ex-collega’s van Kees en Ton: vieren kerst ergens in een of ander geitenland waar ze een behoorlijk risico lopen om voor hun klep geschoten te worden, weet je nog? Stop met dat zelfbeklag, Mel!”
Joline klonk bloedserieus en keek Mel aan. Die werd langzaam rood. “Sorry… Soms ben ik een egoïstische trut…” “Nou, laat dat dan nú los; neem zo meteen op een leuke manier afscheid van Mr Koffieboon hier. Daarna kom je bij mij in bed en vallen wij als zussen in elkaars armen in slaap.”
Mel liep naar Joline toe. “Je bent een schat, Jo.” Ze omhelsden elkaar even. “Kom, troela’s; we gaan er van door. Jullie gaan zo meteen lekker weer slapen. We houden jullie op de hoogte.”
Ik knuffelde Joline en fluisterde: “Lief van je, meisje.” Toen omhelsde ik Tony. “Voorzichtig aan, Kees.” “Ik doe m’n best, lieverd.” Als laatste knuffelde ik Mel. “Hé zussie… Ik zal op je vriendje passen hoor…” Ze lachte lief. “En ik op jouw meissie, Kees.” “Mooi. Samen houden we die lui van Boogers wel in de gaten. Rob, heb je alles? Mooi. Lui we gaan. Jullie horen wel wanneer we terugkomen. Expect us when you see us.”
Bengel kreeg nog een aai en wij een lik, toen deden we deur achter ons dicht.
In de auto was het de eerstkomende kilometers stil. “Kun jij Marion nog even bellen dat ze kan gaan slapen, Rob?” Hij pate zijn telefoon. “Marion? Goedemorgen, Rob hier. Wij zijn onderweg naar Neddrill 24. Kees, Henry en ik. Gaan de brand blussen. Je mag van Kees weer gaan slapen.” Een lachje klonk. “Hoi Rob. Wat is Kees plotseling soepel geworden…” Rob bromde: “Nou voor mij niet! Maar we laten je met rust; lekker plat gaan!” “Oké Rob, dank je wel. Sterkte, jullie drieën!” Ik riep: “Merci! Lekker weer slapen!” en Rob verbrak de verbinding.
Even later keek hij me aan. “Hé, Kees, wat is ons plan?” Ik dacht even na. “Als ik het goed begreep hebben ze een vermogensprobleem. Zodra de boorkop écht kracht moet zetten en boven een bepaald vermogen uitkomt, klapt de veiligheid er uit. En dat zou niet moeten mogen, want onze berekeningen gaan uit van een relatief harde bodem, zoals die te vinden is voor de kust van Noorwegen. De Neddrill 24 staat zo’n 30 mijl ten westen van Katwijk; als je daar over de zeebodem zou lopen zou je verzuipen in drijfzand. Blubber, zand, blubber. Daaronder: keileem. Wordt zacht als je het met water onder druk zet. Niks hards in de bodem daar, of het zou een verdwaalde steen moeten zijn. Maar dat kan ik me nauwelijks voorstellen. En zeker niet op 500 meter diepte. Nee, er is iets loos met de installatie, dat kan niet anders. We hebben ‘m goed berekend, dat weet ik zeker. En het is een standaard-installatie van ons; er staan er een stuk of 12 verspreid over de Noordzee. En die doen het allemaal prima.”
Rob staarde voor zich uit. “Zouden ze eraan geknoeid hebben?” Ik haalde mijn schouders op. “Dat kan. Zien we vanzelf. We houden de tekeningen naast het fysieke ding… Wacht even, je brengt me op een idee. Bel Henry eens.” Even later klonk Henry’s stem over de speaker. “Hoi Rob. Jij bent ook al zo vroeg wakker! Lukt dat wel zonder je standaard koffie-rantsoen?” “Ik heb hier een thermoskan met mijn brouwseltje staan, vriend. Met liefde gezet door mijn bloedeigen moeder.”
Ik brak in. “Hé, voordat je het humeur van mijn aanstaande zwager nog verder de grond boort… Henry, ben jij al in Gorinchem?” “Nee. Nog vijf minuten, dan sta ik voor de deur.” “Mooi. Doe ons een lol: in de directory van de Neddrill 24 staan ook een behoorlijk aantal foto’s van de installatie. Zet die ook op die drie stickies. Dan kunnen we alle componenten en de bouw vergelijken met de huidige toestand. Als men er aan heeft zitten prutsen, zien we dat onmiddellijk.” “Dat zie ik toch wel, Kees. Ik heb ruim een week op dat ding rondgelopen, weet je nog? En ik heb in die week niet zo gek veel geslapen of koffie zitten leuten.” “Mooi, dan hebben we ons lopende foto-archief ook bij ons. Maar toch ook die foto’s even op de stickies, graag.” “Doe ik! Waar zitten jullie momenteel?”
Rob bromde: “Ik zit op de rechtervoorstoel van een best wel comfortabele Volvo. En Kees zit links naast me en houdt een of ander rond ding in z’n handen. En als je onze positie bedoelt: wij rijden nu net op de A15 de afrit Dodewaard voorbij. Volgens de navigatie zijn we er over twintig minuten, ijs en weder dienende. Gelukkig is de weg sneeuwvrij.” “Oké. Tegen de tijd dat jullie hier zijn, heb ik de handel wel gereed en sta ik op jullie wachten op de parkeerplaats. Kunnen we meteen doorrijden.” “Is goed Henry. Dank alvast. Tot zo meteen.”
De verbinding werd verbroken. “Toets ‘Rotterdam Airportplein’ eens in de navigatie in, Rob. Eens kijken hoe laat we daar zouden kunnen zijn.” Even later stond op de display: ‘Aankomsttijd 06:03U’ Ik keek naar rechts. “Vind ik best wel aardig. Binnen anderhalf uur na de oproep kunnen we al in de lucht hangen. Binnen twee uur aan boord. Ze kunnen veel van DT vinden, maar snel zijn we zeker.” Ik belde Hessel. “Hessel, Kees Jonkman hier. Volgens mijn navigatie zijn we om tien over zes op Rotterdam Airport. Waar exact moeten we zijn?” Het was even stil. “Moment, Kees, dat zoek ik op…” Even later was hij er weer. “Meld je maar gewoon bij ‘departures’. Ik zorg dat een van de bemanningsleden daar klaar staat. Het wordt een heli van Offshore Services.” “Mooi. Het zal niet zo druk zijn op dit walgelijke tijdstip.” Er klonk een lach. “Walgelijk tijdstip? Man, ik heb al 23 uur niet geslapen. Watje!” “Je bent nog steeds een leuke vent, Hessel. Tot straks!”
Ik hing op. “We zullen eens kijken wie hier een ‘watje’ is, Rob.” Even later reden we de parkeerplaats van DT op. Henry stond al te wachten, stapte snel in en we reden weer. “Brr… Verdorie, het is koud, zo ’s morgens vroeg.” Rob gaf zijn thermosfles naar achteren door. “Hier, neem een bakje koffie. Word je wakker en warm van.” “Is dat jouw koffie Rob? Dan laat ik deze gifbeker even voorbijgaan. Maar dank voor het aanbod.” Rob gromde en pakte mijn thermosfles. “Hier, dan krijg je Kees z’n slootwater. Niet te zuipen, dat spul.” “Jij ook een mok Kees? Dan schenk ik die eerst in.” Ik kreeg een halfvolle mok aangereikt. “Merci, maatje. Heb jij alles wat we nodig hebben?” “Ja. Alle werktekeningen op papier en tekeningen en de foto’s digitaal op stick.” Ik bromde tevreden. “Dan kunnen we straks meteen aan de slag. En met een beetje mazzel zijn we vanavond weer thuis. Zo ingewikkeld is die installatie nou ook weer niet.”
Ik gaf mijn lege mok terug aan Henry. “Jouw beurt, maat.” “Die heb ik vannacht al gehad, Kees”, antwoordde Henry droog. Het was even doodstil in de auto, toen schoten Rob en ik in de lach. “Het zal geen koffie geweest zijn, denk ik…” proestte Rob.
Henry gniffelde. “Ach… aan jullie kan ik het wel vertellen: An en ik gingen vrij vroeg naar bed. Om een uur of zeven. Maar hoe laat we gingen slapen weet ik niet meer. Haar moeder was naar haar zus, logeren, dus we hadden het rijk alleen. En dan gebeurt er wel eens wat…”
Rob grinnikte. “Ja, dat gevoel ken ik. Wij gingen wat later naar bed, maar eer dat we sliepen…” “Aha… Dát verklaart dat bijzonder leuke nachtponnetje van mijn jongste zusje! En haar lieve blosje, toen ik haar daar op attent maakte…”
Rob keek me aan. “Zeg nou niet dat jullie de hele nacht met handjes boven de dekens hebben geslapen, Kees, want mijn lieve zusje zag er gisteravond wel bijzonder appetijtelijk uit.” Ik trok een sip gezicht. “Dat ga ik wél zeggen Rob. We waren allebei best onder de indruk van het verhaal van Tony. Niet in de stemming. We zijn heerlijk, tegen elkaar liggend, in slaap gevallen.” Ik grijnsde gemeen. “Maar, zoals ik al eerder heb gezegd: Jo en ik hebben al veel langer een relatie dan jullie.”
Er kwamen laatdunkende brommetjes van zowel de bijrijdersstoel als vanaf de achterbank. “Nou, zullen we deze discussie maar beëindigen en ons richten op de techniek? Daar worden we, overigens vanaf het moment dat we wakker werden gebeld, vorstelijk voor betaald. En Marion heeft haar werk prima uitgevoerd.” “Ja, die ligt nu weer lekker in d’r bedje. En wij moeten de kastanjes uit het vuur halen, verdorie…”
Het was een tijdje stil in de auto, tot we de parkeerplaats van Rotterdam Airport opreden. “Zet ‘m op ‘lang parkeren’ Kees. Anders betaal je je scheel.” We stapten uit, pakten onze tassen en liepen naar ‘Departures’. Er stond slechts één man in de vertrekhal. En die had een survivalsuit aan. Niet te missen. “Meneer Jonkman?” Ik knikte. “Wij brengen u naar Neddrill 24. Wilt u me volgen?” We liepen achter hem aan en kwamen in een soort klaslokaaltje terecht. “Eerst even de verplichte instructie, heren…” Er volgde een standaardverhaaltje over noodsituaties en wat dan te doen, daarna trokken ook wij onze survivalsuits aan.
Op het platform draaide een felgele heli de motoren al warm. We liepen er naar toe, zoals het hoorde zichtbaar voor de piloot en vér van de staartrotor. Eenmaal binnen gespten we ons vast, wat gecontroleerd werd door de 2e piloot en even later stegen we op. Over het felgeel verlichte Westland met z’n kassen, de Nieuwe Waterweg in de verte zichtbaar door de navigatielichten van de schepen en iets ten zuiden van Den Haag verlieten we de kustlijn. Even later zagen we helemaal niets meer. De zee was één zwarte massa met hier en daar wat lichten van schepen, maar ook dat hield na een paar minuten op. “Over tien minuten landen we!” hoorde ik na twintig minuten in m’n headset en ik controleerde mijn riemen nog een keer. De landing van een heli op een platform kon best hevig zijn, wist ik uit ervaring. Het toerental van de kist veranderde en plotseling doemden de lichten van een boorplatform op. Rustig naderde de heli en even later landden we. Alsof we op een eitje waren geland, zo netjes. We deden onze headsets af, wachtten op het teken van de 2e piloot en stapten uit.
Weer in het zicht van de cockpit buiten het bereik van de rotorbladen lopen en vervolgens achter een lid van de crew een trap af en de opbouw van het platform in. Via een aantal gangen en wéér trappen kwamen we in kleedruimte.
“Doen jullie je pakken hier maar uit; de heli wacht tot morgenochtend. Als jullie dan nog niet klaar zijn, vliegt hij terug.” We trokken de pakken uit en kregen overalls, een witte veiligheidshelm met grote letters ‘Visitor’, handschoenen, oorkappen en een veiligheidsbril. Als laatste een zwemvest. En een korte instructie over de veiligheidsregels aan boord, die besloten werd met: “Als we een noodsituatie hebben volg je de instructies op van elk crewlid. ELK crewlid. Duidelijk? Mooi, dan nu mee naar de controleruimte.”
Daar troffen we Hessel. “Zo Kees… Welkom aan boord. Hé Henry, mocht jij ook mee? Mooi, man…” Rob kende hij nog niet, maar dat was snel geregeld. Met een bak koffie in de hand praatte hij ons bij. “De boor draait nu niet, we zijn ‘m weer eens aan het hijsen. Een half uur geleden klapte het systeem er wéér uit, verdomme. Ik word er tureluurs van. Ik ben aardig wat gewend, maar dit kreng…”
Ik keek hem aan. “Hessel, één vraag. Is er iets aan het systeem veranderd?” Hij knikte. “Twee maanden geleden lagen we twee weken in onderhoud voor de Engelse kust. Toen zijn er wat economische modificaties uitgevoerd in opdracht van het management.” Rob trok een smerig gezicht, evenals Henry. “Mogen wij de rapporten van die modificaties eens zien? Ik ben bijzonder benieuwd…”
Het volgende kwartier zaten we logboeken door te nemen, totdat Henry riep: “Bingo! Ik denk dat we ‘m hebben, jongens…” Hij wees op een regel en we lazen. “Verdorie… Die prutsers hebben gewoon een andere generator aan boord gebracht en in het systeem gezet. Output is 30% minder dan degene die wij hebben laten plaatsen… Ja, vind je het gek dat het systeem op tilt slaat als ze boren…” Ik keek hen aan. “Laten we maar eens gaan kijken naar de boosdoener.” We liepen een aantal dekken lager naar de generatorruimte. De oorkappen kwamen daar wel van pas; wát een herrie! Henry wees op de foto van het typeplaatje en vervolgens op het typeplaatje van de ‘nieuwe’ dieselgenerator. Daar zat inderdaad 30% verschil tussen…
“En ik kén dit kreng jongens. Stond eerst aan boord van een platform ten noorden van Texel en zorgde daar voor één en al ellende. Daar hebben ze ‘m van boord gehaald. En in Engeland waarschijnlijk voor een ‘vriendenprijs’ aan Neddrill verkocht…” Ik wenkte de collega’s naar buiten. Rob z’n gezicht stond op storm. “Pennywise and poundfoolish, noemen de Britten dat. Wát een prutsers…” “Kom lui, we gaan naar boven. Hessel blij maken. Of verdrietig.”
Halverwege kwamen we hem al tegen. “Én?” Henry zei simpel: “Loop maar mee.” Henry wees. “Jullie hebben je mooi in een pak laten naaien, Hessel. Ik kén deze generator. Stond op een platform het noorden van Texel. Zorgde daar gedurende een jaar voor problemen. Twintig procent minder output dan opgegeven. Een ding uit China. Ja, mét CE-markering, maar ‘CE’ betekende in dit geval echt ‘China Export’. Waar is die ouwe Caterpillar van dit platform gebleven?”
Hessel haalde zijn schouders op. “Geen flauw idee. Tijdens de laatste onderhoudsbeurt van boord getakeld, denk ik en vervangen door dit ding. Ik bel wel naar kantoor en ga, als het waar is wat je zegt, een aantal mensen op hun flikker geven.” Henry kreep zijn ogen samen en pakte zijn laptop. “Ik zal eens even zoeken… Moment alsjeblieft.” Hij scrollde door een aantal foto’s en zei plotseling: “Bingo. Deze stond hier eerst.” Een foto van een grote, gele generator. De specificaties stonden er naast. “Freek! Heb jij de specificaties van dit ding hier?” Hessel wees op de generator en even later kwam een van de medewerkers met een klapper aan. “En hoelang staat dit ding hier nu?” “Sinds de laatste overhaul, Hessel. Ik was er niet blij mee, want de output van dit ding is duidelijk lager dan die van de Cat. Maar het moest. Zuiniger, minder uitstoot en zo…” Hij lachte sarcastisch.
Henry keek in de klapper. “Kijk, hier staat de output van het ding. Volgens de fabriek. Maar we hebben het gemeten; de daadwerkelijke output zit 20% ónder de opgave. Al met al hebben jullie dus nu bijna 40% minder vermogen dan eerst. En dat was tijdens de eerste paar honderd meter niet zo’n punt, want dat lukte wel. Maar nu zit je… Hoe diep zit te boorkop nu?” “Vanochtend zaten we op 534 meter toen het ding er weer mee kapte.” “Precies. En die 534 meter geeft steeds meer weerstand tegen de boor. Op een gegeven moment houdt het op hé?”
Hessel gromde. “Je hoeft me geen lesje weerstand te geven, Henry. Dat ken ik uit m’n hoofd. De grote vraag is: En nu? Verder boren gaat simpelweg niet; we hebben meer vermogen keihard nodig, want we moeten nog zo’n 130 meter dieper… En die generator vervangen kan weliswaar hier op zee wel, maar dat is een kostbare operatie: er moet een nieuwe ingevaren worden, een deel van het platform moet opengesneden worden en dan moet dit kreng er uit en een nieuwe er in… Voor de wal is dat binnen een week gebeurd, maar we zitten midden op zee en als je één keer met je ogen knippert waait het windkracht 9 met golfhoogte van 12 meter. En dan kun je hijswerkzaamheden gewoon vergeten. We zitten mooi in de shit. Iemand op kantoor krijgt een enorme trap onder z’n reet, dat kan ik je beloven!”
Rob was ondertussen aan het lezen in de klapper met generatorspecificaties en op zijn gezicht zag ik een gemene grijns ontstaan. “Rob? Jij zit iets uit te broeden. Vertel!” Hij keek me aan. “Ik kan dit ding wel een beetje kietelen, Kees. Ik denk dat ik er vijftien procent meer output uit kan krijgen… Maar dat wordt een oplossing met ducktape, kauwgom en elastiekjes. En de levensduur van de diesel wordt ernstig bekort; hij zal het drie maanden kunnen uithouden, daarna moet hij een complete revisie ondergaan. Maar het is te doen. Zelfde recept als op die patrouilleboot van Damen, alleen iets rigoureuzer. Bij die boot van Damen heb ik het vermogen opgeschroefd naar 104 procent; dit wordt iets heftiger.”
Hessel keek hem aan. “Kún jij dat?” Rob knikte. “Ik ben eerste machinist geweest op een containerschuit. Daarvoor op een oud coastertje. Moesten we de machine ook wel eens kietelen om wat sneller te gaan om voor een storm uit te varen, anders ging de Ouwe over de jank. Maar dat was voor een paar uurtjes; dit wordt een kwestie van … Ik weet niet hoe lang het duurt voordat jullie 150 meter dieper zijn?” “Een dikke week, als er niks tegenzit”, zei Hessel. Rob keek hem aan. “Hessel, dit gaat mij lukken. Over twee uur hebben jullie voldoende vermogen. Maar: ik geef geen garantie; het is improviseren met een hele grote I. En er moet 24/7 een mannetje in de generatorruimte staan om in te grijpen als dit ding op hol dreigt te slaan.” Hessel knikte. “Snap ik.”
Hij keek me aan. “Jullie hebben mijn toestemming. Zorg dat dit ding voldoende vermogen heeft. Hoe je het doet boeit me niet. Desnoods gooi je pure alcohol in de tank, als we maar verder kunnen.” Ik knikte. “Oké, we gaan aan ’t werk. Maar ik wil het wel op schrift, Hessel. Zodat DT geen gezeik achteraf krijgt. “No cure, no pay is prima, maar ik hou niet zo van ‘wel cure toch geen pay.’ Hij knikte. “Dat is logisch. Loop maar even mee naar boven, dan maken we een contract op en kun je er meteen bij zijn als ik het kantoor bel. Als zij uitleg willen hebben, mag je het ze vertellen.”
Ik keek naar Rob. “Aan de slag, dieseltovenaar.” Hij grijnsde. “Laat Henry maar hier. Deze klus doen we samen.” Toen Hessel en ik wegliepen brulde hij ons achterna: “En zorg voor koffie!” Ik moest lachen en Hessel keek me aan. “Wat is er?” “Rob is verslaafd aan koffie. Hij vreet nog net geen pure koffiebonen, maar veel scheelt het niet. Als een normaal mens een kop van zijn koffie drinkt hoor je gesis en brandt de koffie vanaf je keel loodrecht omlaag. Dwars door je ingewanden heen. Als je geluk hebt, komt het er aan de onderkant nét niet uit.” Hij knikte. “We lopen wel even langs de kombuis.” Daar gaf hij de kok opdracht om te zorgen voor een constante aanvoer van supersterke koffie richting generatorruimte. Daarna liepen we naar zijn kantoor, vlak boven de controleruimte.
Hij pakte een telefoon en belde, met het ding op de speaker. Het duurde even voordat het ding overging. “Tja, degene die nu dienst heeft op kantoor moet waarschijnlijk even wakker worden… Op tweede kerstdag is het over het algemeen bijzonder rustig op kantoor. Uiteindelijk werd de hoorn opgenomen. “Neddrill, met Jos Gijssen.” “Jos, Hessel hier. We hebben een dik probleem aan boord van de 24.” “Daar had je gisteren al over gebeld Hessel. Is het ondertussen opgelost en boren jullie alweer?” Hessel keek me even aan, zijn ogen furieus. “Nee. Wij liggen momenteel stil.” “Hessel dat kán niet! De 24 moet over een paar maanden in productie zijn, anders hebben we dikke problemen! Regel het!” Ik zag dat hij rood aanliep.
“Meneer Gijssen, wilt u even goed naar mij luisteren? Wij zitten nu in de shit omdat die lui van inkoop, waarschijnlijk voor een prikkie, in Engeland een generator aan boord hebben laten zetten die al met al 40% minder vermogen opwekt dan die Caterpillar die we aan boord hadden. Dit waarschijnlijk onder de smoes van minder uitstoot, een groener bedrijfsprofiel en zuiniger en zo. Ik zal je wat vertellen meneer Gijssen: Ik zit op zee. Het enige groen wat ik zie als ik uit een patrijspoort kijk, zijn wat groene golven. Maar alleen als het mooi weer is. Nu is alles op zee grijs en op mijn platform aan de bovenkant wit. Geen grasspriet in de buurt, dus dat groenere bedrijfsprofiel interesseert me hier geen reet. We zitten in de offshore. Smerige business. En ja, ik ben ook fervent natuurliefhebber, doneer elk jaar braaf aan Natuurmonumenten en zo, maar: ik boor hier naar olie. Dat is m’n werk. En met materieel wat niet doet wat het zou moeten doen kan ik m’n werk niet goed uitvoeren. Ben ik duidelijk?”
Wéér was even stil. “Oké, je punt is duidelijk Hessel. En nu?” “Ik heb vanochtend drie lui van Developing Technics uit hun bed gebeld en hierheen laten vliegen. Die zijn aan boord en hebben dit ontdekt. Die generator is een ding wat eerst op een ander platform boven Texel stond en daar ook al voor problemen zorgde. Een van die lui van DT herkende het kreng. En dat staat nu op mijn platform. Gelukkig is een van die lui van DT een voormalig machinist. Die kan het ding, om z’n eigen woorden te gebruiken ‘wel wat kietelen’ zodat hij in ieder geval 20% meer output geeft. Dan kunnen we verder. Maar: dat is improvisatie. Mag niet langer duren dan een paar weken, en dan heeft dat kreng een grote onderhoudsbeurt nodig. Als het aan mij ligt flikkeren we dat ding in zee, maar goed. Ik sta hier met de teamleider van DT, en sta op het punt een contract te tekenen met hen.”
Gedurende zijn betoog werd hij iets kalmer en ook de man aan de andere kant van de lijn begreep dat het menens was. “Hessel, duidelijk. Mag ik die teamleider van DT even spreken?” Hessel gaf de telefoon aan mij. “Een van onze projectmanagers die nu calamiteitendienst heeft.” “Meneer Gijssen, Kees Jonkman van Developing Technics hier.” “Met Jos Gijssen. Vertel me even klip en klaar wat er aan de hand is, Kees.” “Ik denk dat Hessel duidelijk was, Jos Geen woord aan toe te voegen. Jullie zijn genaaid met een generator die niet doet wat hij zou moeten doen en daar plukken jullie nu de wrange vruchten van. Dieper boren gaat niet, want dat ding moet steeds meer power leveren en dat kan hij niet. Een van mijn collega’s kan het ding modificeren zodat hij tijdelijk meer vermogen levert, maar dan leg ik de nadruk op ‘tijdelijk’. Hooguit een paar weken, maar dat is genoeg voor dit project, heb ik begrepen. Daarna moet die diesel in revisie of inderdaad overboord. Het ding heeft al een nare historie, begreep ik van mijn andere collega.”
“Kan ik je over een paar uur terugbellen, Kees? Ik moet dit overleggen met de directie.” Ik schudde mijn hoofd. “Nee Jos. Ik wil nú antwoord of je akkoord gaat met de klus. Hessel weet hoe de vlag erbij staat, mijn twee mensen zijn vaklui en verdorie: ikzelf ook. Elke minuut die nu gewacht wordt, kost jullie tienduizenden euro’s. Als je eerst met de directie gaat overleggen, stappen wij weer in de heli, gaan naar huis en we komen wel terug als jullie het eens zijn. Daar ga ik niet op wachten.” Hessel stak zijn duim op. Er klonk een diepe zucht aan de andere kant.
“Verdomme Kees, ik hou er niet van om onder druk gezet te worden… Nou, vooruit met de geit. Voer die diesel op zodat Hessel weer verder kan. Zet het contract op de mail, zodat ik de directie ermee kan verrassen. En hoofd inkoop. Heeft die ook weer een fijne dag. Die gun ik ‘m van harte trouwens, de eikel. Komt van Damen Shipyards.” Bij mij begonnen alarmbellen te rinkelen. Damen? “Jos, voor mijn nieuwsgierigheid… Hoe heet hij? Misschien ken ik ‘m. We werken ook nauw met Damen samen.”
Hij noemde de naam en mijn alarmbellen maakten overuren. Inderdaad de voormalig ‘Projectmanager Patrouille Maleisië’… En die zat nu bij Neddrill als hoofd Inkoop? “Hé Kees, ben je er nog?” “Ja… Ik zat even in mijn geheugen te graven, sorry. Ehh Jos, ik stel met Hessel een standaard DT-contract op, met dien verstande dat de garantieperiode voor de diesel en de generator zich beperkt tot veertien dagen. Tegen die tijd is het boren klaar en kunnen jullie het geheel een tandje rustiger laten draaien.” “Is goed Kees. We kennen DT. Dank voor jullie snelle hulp!” Ik gaf de telefoon weer aan Hessel. Die rondde het gesprek af en keek me daarna aan.
“Kees, ik ken je nog niet zo lang, maar toen de naam van ons hoofd inkoop werd genoemd, keek je plotseling bijzonder grimmig. Vertel!” Ik schudde mijn hoofd. “Nee Hessel. Niet jouw business. Sorry. Laten we een contract op gaan stellen, daar hebben wij verstand van. Niet van inkoop.” Hij haalde zijn schouders op. “Oké…” Even later was het contract getekend. “Ik scan ‘m even in en dan stuur ik ‘m naar het bureau. Met jouw verhaal erbij over de feitelijke oorzaak.” “Doe maar. Maar als je het niet erg vindt, ga ik nu weer terug naar de generatorruimte. We melden ons wel als de zaak gefikst is.” Nadenkend liep ik naar beneden. Tja, de maritieme wereld is niet zo groot… En dus kwam meneer de voormalig projectmanager wéér Kees Jonkman tegen. Die ging spijt krijgen van zijn ‘lucratieve deal’ in Engeland… In de herrie van de generatorruimte zag ik twee benen van Rob onder de diesel liggen. Henry en een man van Neddrill stonden ernaast. “Rob, mag ik Henry even meenemen?” brulde ik. “Prima! Ik rooi het hier wel! Bijna klaar!” Ik wenkte Henry en we liepen naar buiten, de frisse lucht in. Zachtjes vertelde ik hem wie er hoofd inkoop van Neddrill was geworden. “En dit gedrocht hiernaast was een van zijn eerste aankopen…” Hij floot. “Die is niet zo blij met jou, Kees…” Ik haalde m’n schouders op. “Dat was hij toch al niet, dus wat maakt het uit? Ben alleen benieuwd hoe hij dit baantje heeft gekregen, nadat hij in staat van beschuldiging is gesteld voor aanranding. Als dat naar buiten komt, staat hij waarschijnlijk in no time wéér op straat. Enfin, dat staat hij misschien toch al snel, als dit verhaal de directie van Neddrill bereikt. Iets met goedkoop en duurkoop en zo. Ik zal er geen traan om laten. Kom, we gaan Rob op z’n vingers kijken. Eens zien hoe onze machinist die diesel kan opvoeren.”
Henry keek me aan. “Die vent kan toveren met machines, Kees. Ik heb net een paar dingen gezien en gehoord… Het toerental van die diesel ging al met 200 toeren omhoog toen Rob stuk voor stuk de brandstoffilters schoongemaakt had. Daar zat een partij troep in… Niet te geloven. Tot en met grove metaalsplinters aan toe. Vervolgens ging hij de verstuivers te lijf. Elke verstuiver een kwartslag meer open, en toen lag het toerental 500 toeren hoger. En net was hij bezig om ‘iets met de brandstofpomp uit te halen’ zoals hij het noemde. En dat was het laatste, zei hij.” We liepen de herrie weer in, waar Rob zijn handen stond af te vegen aan een poetsdoek. “Zo, ze kunnen weer, Kees! 600 toeren meer en ongeveer 23% vermogenswinst. Wát een teringding… Zou het leuk gedaan hebben in een ouwe Chinese vrachtschuit op de Gele Rivier… Zullen we Hessel blij maken?” Ik knikte.
“Jij stinkt weer als vanouds naar diesel, vriend. Daar zal Melissa blij mee zijn!” Hij keek me aan. “Dat denk ik wel… als ik straks die rooie feeks weer kan omarmen. Ze zat vanochtend aardig in de put.”
In de controleruimte zei hij tegen Hessel: “Je kan weer gaan boren, makker. En ik denk dat je nu zonder onderbrekingen de diepte in kan gaan. Je hebt drieëntwintig procent meer vermogen. En denk eraan: zodra je niet meer hoeft te boren die diesel een paar klikken terugdraaien in toerental. Dan heb je nog steeds genoeg power voor de andere bedrijfsprocessen, maar je jaagt die kar niet onnodig over de huppel, oké?” Rob grijnsde. “En ik heb niet eens ducktape nodig gehad…” Hessel keek blij. “Grote klasse, man! Ze gaan meteen aan de slag.” “Wanneer heb je dat maximale vermogen nodig, Hessel?” vroeg ik. “Over twintig minuten zitten we weer op de diepte die we hadden, Kees. De boorkop hebben we een paar meter omhoog gehaald. Het is nu een kwestie van hydrauliek opstarten, kop aan het draaien zetten, water erbij en rustig aan naar beneden. Dat is snel gedaan; daarna, als we weer op diepte zitten, is het spannend. Ben benieuwd! Ik ga nu de zaak in gang zetten. Gaan jullie maar even wat bikken; het wordt hier zo meteen druk. Als er iets loos is laat ik jullie wel roepen.”
We liepen naar de ‘mess’ oftewel de eetzaal. We vielen niet uit de toon, behalve dat mijn overall nog schoon was en die van Rob en Hery smerig waren. Gelukkig voor Rob stond er een Senseo, met diverse smaken koffie. Breed grijnzend gooide hij twee pads in het apparaat, wat even later begon te sputteren. “Alleen al voor die koffie van jou moet die generator tien procent meer vermogen geven, Rob…”, grinnikte Henry. Ik keek op m’n horloge. Half twaalf. Tijd voor een stevige lunch, daar was ik wel aan toe. Tijdens het eten intensiveerde het dreunen, wat op de achtergrond steeds hoorbaar was.
Een van de mannen die aan een tafeltje achter ons zat merkte op: “Hé, we boren weer!” Een andere stem antwoordde sceptisch: “Het zal me benieuwen hoe lang het nu weer duurt. Ik zet in op twee minuten, dan ligt het systeem er weer uit. Er zijn een paar lui aan boord gekomen die het systeem wel even zouden fiksen… Ik heb er weinig vertrouwen in.” Rob grijnsde. Tien minuten later was er niets veranderd in het geluid. “Zouden we tijdens onze shift dan tóch weer ongestoord kunnen boren? Tot nu toe blijft hij het keurig doen…” De stem die de sceptische opmerking had gemaakt.
Rob draaide zich om. “Als ik iets fiks, fiks ik iets goed, maat. Jij kan straks ongestoord boren.” Hij lachte breed. De man keek hem aan. “Ik hoop het van harte. Genoeg gedonder gehad de afgelopen twee dagen. En heb jij dat gefikst?” Rob keek naar Henry. “Samen met mijn vriend hier.” “Mooi man! Als je een meisje was, zou ik je zoenen!” Henry keek smerig. “Er zijn momenten dat ik blij ben dat ik geen meisje ben. Dit is er eentje van.” Hij grijnsde. “Maar dank voor het compliment...”
Volgende deel: Mini - 168