Vervolg op: Verlangen - 1: De Turnles De Fietstocht
Els duwt me een papiertje in mijn handen.
"Fietstochtje? vanmiddag 14u, aan de kerk. Carl." staat er op geschreven in een net handschrift.
Ik vloek. Waarom doet hij dat nu? Me zo voor een voldongen feit stellen. Tijd om te antwoorden is er niet meer. Natuurlijk kan ik hem daar gewoon laten staan, hij heeft het uiteindelijk zelf gezocht. Maar zo gemeen ben ik niet. Of toch? De verschillende opties flitsen door mijn hoofd. Ik word er onrustig van.
"Scheelt er iets?" fluistert Els. "Je ziet er geagiteerd uit."
Ik knik nee.
"Wat is dat tussen jou en Carl?"
Ik zucht. "Niks." fluister ik terug.
"Wat wilt hij dan?" reageert Els.
Ik haal mijn schouders op.
"Leen, wat kan je ons vertellen over Max Havelaar?" mevrouw de Wulf, onze lerares Nederlands, onderbreekt ons abrupt.
"Ik...euh..." stotter ik. "Dat is toch iets met koffie? Gemaakt door arme boeren in..."
Het gelach in de klas smoort de rest van mijn verhaal. Ik voel de blik van mevrouw de Wulf op me branden. "Als het je niet interesseert, daar is de deur."
Ik besluit te zwijgen en mijn hoofd te buigen. Elk antwoord zou toch maar verkeerd geïnterpreteerd worden.
Gelukkig gaat iets daarna de bel en stormen we met zijn allen naar buiten. Ik besluit dat Els het wel mag weten. Ik moet er met iemand over praten en Els heeft iets prettigs betrouwbaars: ze houdt niet van roddelen.
"Hij brengt me in de war." zeg ik haar.
Ze kijkt me onderzoekend aan. "Bedoel je..."
"Of ik verliefd ben?" Ik schrik van mijn eigen woorden.
"Jeetje Leen. Ik..."
"Dat ben ik niet." reageer ik ferm.
"Hoezo? Wat is er mis met Carl?"
"Niks." Ik draai me om en weg ben ik.
Wanneer ik iets na twee op het kerkplein aankom, staat Carl me al op te wachten. Hij draagt een strak zwart T-shirt en een camouflageshort. Hij kijkt zo blij dat ik mezelf dwing te glimlachen.
"Dat flik je me wel geen tweede keer!"
Carl kijkt me nietszeggend aan.
"Me zo voor schut zetten."
"Sorry Leen, maar waar heb je het over?"
Ik toon hem het briefje. "Ik had niet eens de kans om te antwoorden."
"Grappig, ik dacht dat jij mij had uitgenodigd." Carl haalt een papiertje uit zijn broekzak. "Deze middag 14u aan de kerk, kom op tijd! Leen." staat er op.
Ik staar hem met open mond aan. Dan kijk ik nogmaals naar het papiertje. Ik herken het geschrift. "Els!... wat een bitch!" grom ik. Kwaad draai ik mijn fiets om. "Die ga ik eens goed mijn gedacht zeggen."
Voor ik kan vertrekken, pakt Carl mijn arm vast. "Laat het. Dat genoegen gun je haar toch niet?"
Ik zucht. "Hoe moet ik dan wel reageren?"
"Niet. Ofwel ga je nu naar huis en vertel je haar morgen dat je niet gereageerd hebt op mijn uitnodiging. Ofwel maken we er nu een leuke namiddag van en..."
"Waar wil je heen?" vraag ik iets te gretig.
"Kies jij maar." Carl glimlacht schaapachtig.
"Is den Doel (1) ok voor jou? Of moet je op tijd thuis zijn?"
"Ik heb alle tijd."
Ik spring op mijn fiets en merk nog net hoe Carl me van top tot teen bekijkt. Ik kijk naar mijn wijde roze trainingsbroek en veel te grote sweater die mijn weelderige vormen bedekt. Ik denk aan mijn veel te dikke kont en stevige lange benen en vraag me af wat Carl zijn eerste gedachten waren toen hij me daarnet zag. Ik baal er van dat ik niet de tijd heb genomen om iets fatsoenlijkers aan te trekken. Maar daar is het nu te laat voor. Met 'Het is maar een fietstochtje', probeer ik mezelf moed in te spreken. "Je ziet er beeldig uit," lijkt hij mijn gedachten te raden. Met een opgeluchte glimlach neem ik zijn compliment in ontvangst.
Via lange vlakke landweggetjes rijden we de polder in, langs boerderijen waar langs de weg aardappelen en eieren worden verkocht. Langs verkavelde velden vol maïs en bieten. Langs weiden vol koeien. De wind voert de geuren van gras en mest met zich mee. Ik rij dwars door een zwerm insecten ergens onder een boom met een dicht bladerdak. Eén vindt de weg naar mijn oog, een ander naar mijn mond en in weerwil van mezelf slik ik hem in. Ik kuch en probeer hem uit te spuwen. Een bitterzoete smaak blijft achter in mijn mond. Naast me hoor ik Carl lachen. Ik kijk hem gespeeld verontwaardigd aan en geef hem een zachte duw waardoor hij bijna zijn evenwicht verliest. "Hé!" schreeuwt hij, waarna ik er met een spurtje vandoor rij.
Hijgend en puffend komen we een half uur later aan in Doel. Het gezicht van Carl ziet rood en zweet druppelt van zijn voorhoofd.
"Ik dacht dat jij sportiever was," grap ik.
"Jij..." ( hijg, puf, zucht )
"Ik mag er misschien uit zien als een koe, fietsen kan ik als de beste." reageer ik gevat.
"Wees niet zo hard voor jezelf."
Ik steek mijn tong uit.
We gaan op een bankje zitten bovenop de dijk, vlak langs het plezierhaventje. Ik neem een blikje cola uit mijn rugzak en overhandig het aan Carl. "Hier ben je aan toe, denk ik."
"Dank je."
Even later duw ik hem een deo in zijn handen. "En dit ook," lach ik.
"Stink ik?" Het klinkt verschrikt. Carl heft zijn arm op om onder zijn oksel te ruiken.
"Fris is het niet, geloof me."
Carl staart beschaamd voor zich uit.
"Hoe laat moet je terug thuis zijn?" probeer ik het gesprek op gang te trekken.
"Ik heb geen uur afgesproken."
"Mooi."
( stilte )
"Ik wou tot vier uur blijven."
"Ok."
"Misschien kunnen we de volgende keer de Flandria ( nvdr: overzetboot ) nemen naar Lillo. Daar is een leuk terrasje waar ze heerlijk ijs verkopen. Wat denk je?"
"Leuk." klinkt het kortaf.
We zitten een tijdje zwijgend naast elkaar, niet wetend wat te zeggen. De stilte voelt ongemakkelijk. Af en toe kijk ik met een jaloerse blik naar het bankje naast ons. Daar zit een verliefd stelletje innig verstrengeld te zoenen.
We worden opgeschrikt door een scheepshoorn. Een oude vissersboot - de romp vol roest, schelpen en olie - komt het haventje binnenvaren. Een zwerm meeuwen volgt. Het schip wordt vastgemeerd met stevige trossen en een loopplank wordt met veel geknars en gepiep uitgeschoven. Een vangst garnalen wordt in grote bakken op de kade neergezet.
"Kom!" Ik geef Carl een por. "Niks lekkerders dan een paar versgevangen garnaaltjes."
We kopen ons een zakje garnalen en gaan weer op ons intussen vertrouwde bankje zitten. Ik schud mijn hoofd wanneer ik Carl zie sukkelen met het pellen van de diertjes. Hij peutert zo onhandig de eetbare inhoud uit het omhulsel dat ik het uitproest van het lachen.
"Kom hier," schater ik. Ik buig me naar hem toe, neem een garnaaltje vast en toon hem enthousiast hoe het moet: "indrukken, draaien en trekken." Tijdens mijn demonstratie schuur ik ongewild met mijn borsten over Carl zijn arm. Ik zie zijn hoofd rood worden. Hierdoor is de stress voor mijn eerste date al snel verdwenen. Ik besef dat Carl niet zomaar zijn hand op mijn been zal leggen op zoek naar een stukje bovenbeen of zijn armen om me heen zal slaan om me op de mond te kussen. Achter zijn guitige uiterlijk gaat een wat onzekere, verlegen jongen schuil.
Ik hoor hem diep inademen. "Je ruikt naar fruit," merkt hij op.
Wanneer ik begin te lachen, kijkt hij me verwonderd aan. "Dat is een compliment." zegt hij verbaasd.
Ik lach nog harder. "Is dat een compliment?"
"Ik probeer duidelijk te maken dat je lekker ruikt."
Ik geef hem een por in zijn zij. "Zeg dat dan."
"Dus mijn complimenten moeten vaag zijn?"
"Wees gewoon jezelf, Carl. En ik had je niet moeten uitlachen, maar het was zo vertederend."
"Vertederend," moppert hij. "Geweldig. Vertederend. Niet echt iets wat een volwassen man wil horen van een vrouw. Ik ben niet vertederend."
"Het was geen belediging."
"Niet voor een zesjarige of een puppy."
Ik denk even na. "Hartveroverend dan?"
"Beter."
"Je zei dat ik naar fruit ruik."
"Ik hou van fruit."
"Ik niet."
Hij glimlacht naar mij en ik glimlach terug. "Je ruikt erg lekker, Leen."
"Dank je."
"Wat vind je leuk om te doen?"
Net wanneer hij zijn mond wil opendoen om te antwoorden, hef ik mijn hand op. "Ik wil iets anders horen dan modeltreintjes of sport."
Hij sluit zijn mond en denkt even na. "Ik lees graag."
"Goed, en waar gaat je voorkeur naar uit?"
"Vanalles. Maar meestal thrillers of historische romans. Zo van die dingen."
"Hmm, niet echt mijn voorkeur. Maar ik lees ook graag. Vooral horror en van die epische fantasyboeken. Lezen is wel niet echt iets wat je tesamen doet."
Hij haalt zijn schouders op. "Er zijn ergere dingen dan samen in de sofa voor het haardvuur te zitten lezen, terwijl het buiten regent."
Ik droom even weg. "Daar heb je gelijk in..."
"En strips, die vind ik ook leuk."
"Asterix?" vraag ik.
"Lucky Luke."
"Oh ja met die hond... euh."
"Rataplan." vult hij aan.
"Schattig beestje. Ik wil later ook een hond."
"Ik niet, ik ben allergisch."
"Oh..." reageer ik ontgoocheld.
Na afloop wandelen we hand in hand naar onze fiets. Het is zijn initiatief geweest om mijn hand vast te pakken, zelf had ik dat waarschijnlijk niet gedurfd. De nacht na onze date kan ik de slaap niet vatten. Zijn twinkelende bruine ogen houden me wakker. Hij heeft van die vrolijke sproetjes rond zijn neus en zijn krullende haren steken alle kanten uit.
Maar in de dagen die op ons eerste afspraakje volgt, heeft Carl nauwelijks nog oog voor mij. Er is een nieuw meisje in het dorp komen wonen. Iets ouder dan mij, slank en met felblond haar. Natuurlijk is zij veel interessanter. Ze ziet er meer vrouw uit dan ik. Klein van stuk, niet erg breed. UIterlijk zijn we elkaars tegenpolen. De jongens gapen haar aan als ze in de buurt is en ik zie hoe Carl met haar dweept. Het doet me pijn, maar ergens heb ik het ook wel verwacht. Ik haat haar met heel mijn hart.
---
(1) Doel is een dorp op de linker Scheldeoever, vlak tegen de Nederlands grens. Het dorp dat beheerst wordt door de kerncentrale en steeds meer ingesloten raakt door de uitbreiding van de Antwerpse haven, was in de jaren 80 een van mijn favoriete plekjes. Het was een rustig dorp met een charmant haventje en enkele leuke terrasjes aan de voet van een oude windmolen. Van hier uit kon je een overzetboot ( de Flandria ) nemen naar Lillo op de andere schelde-oever. Ik kwam hier vaak op zondag tesamen met mijn grootouders. Het is hier dat ik mijn eerste date ooit beleefd heb.
Volgende deel: Verlangen - 3: De Honingpot