Vervolg op: Mini - 254Bzzz… Bzzz… De wekker links naast me. Kléts. En het ding was stil. Rechts naast me een kreun. “Ohhh… Waarom zo vroeg, Kees?” Ik draaide me naar Joline om. “Omdat bouwvakkers altijd voor dag en dauw opstaan, liefje. Schijnt in hun CAO te staan.” Er klonk nog een kreun. “Er staat vast niét in hun CAO dat ze de avond ervoor vastgebonden werden met panty’s en gedwongen werden tot seks.”
Ik moest lachen. “Stel het voor aan de vakbonden, schat. Wie weet gaan ze staken om dat in te voeren.” Een zucht. “Laten we dat maar niet doen. Krijgen we ruzie met de Bond van Plattelandsvrouwen. Ik zoende haar. “Hoi schoonheid. Heb ik je gisteren zó mishandeld?” Twee blauwe ogen schitterden. “Ik heb gisteren genoten, Kees. Dat weet je best.” Geen moment voor grapjes. “Ja, dat weet ik. Ik heb het gevoeld. En ík heb ook genoten, Joline. Dank je wel.”
Even een omhelzing, weten dat je helemaal gek op elkaar bent. Niet alleen fysiek maar ook geestelijk op één lijn zitten…” Ik duwde mijn hoofd in blonde haren en snoof de geur er van op. En twee warme handen trokken me tegen een mooie blonde vrouw aan.
Een minuutje later verbrak Joline de betovering. “Kom schat. Aankleden, anders laten we An en Henry gillend in de steek en krijgen we de wind van voren van Fred. Gaan we niet willen.” Ze giechelde. “Douchen hoeven we in ieder geval nu niet; over een paar uur stinken we naar zweet, denk ik. Scheelt tijd.”
We trokken werkkleding aan: oude spijkerbroeken, allebei een geblokt overhemd en ik trok m’n veiligheidsschoenen aan. Die had Joline niet; zij moest het doen met een paar ouwe gympen. Geen make-up en haar haren in een simpele staart. Zo uitgedost kwamen we de kamer in. Charlotte en Margot waren al bezig met tafel dekken. “Zo kennen we je niet, Jolien!” Die haalde haar schouders op. “Ik ga niet opgetut stenen sjouwen hoor. De heren nemen me maar zoals ik ben.”
Ik stond achter haar toen ze het zei en tilde haar op. “Kéés! Wat nu weer?” Ik draaide me om en deed een stap richting slaapkamer. “Ik ga je nemen zoals je bent, schatje. En om deze lieve dames niet al te veel te schofferen, doe ik dat maar in de slaapkamer.” De zussen schoten in de lach; Joline kon de grap minder waarderen.
“Zet me neer, idioot!” “Oké hoor… Wist niet dat je kwaad werd…” Ze tikte op mijn neus. “Je hebt me gisteren al ‘genomen’, dwaas.” Ze grinnikte naar de zussen. “Als het raam open had gestaan, hadden jullie genoten, meiden!” “Als de deur open had gestaan wellicht nog meer, Joline…” Margot gniffelde gemeen en Joline zuchtte maar weer eens. “Einde discussie, eten! Jullie moeten vandaag hard aan de bak, dus…”
“Wij ook hoor schat. Dus maak maar een stevig lunchpakket.” Joline schudde het hoofd. “Niet nodig. De voorvrouw van de bouwplaats zorgt dat er tussen de middag een goeie, stevige hap klaar staat, heb ik uit betrouwbare bron vernomen.” Charlotte lachte zachtjes. “Dan hoop ik dat de hap vanmiddag ruim voldoende is. Anders begint Fred te jengelen waar de dichtstbijzijnde cafetaria is.”
Tijdens het eten besprak Joline met de zussen wat er moest gebeuren; zij zouden bij Denise gaan zitten om haar taken over te nemen. Denise zou vanmiddag voor drie weken op vakantie gaan. Ik onthield me van dit gesprek; grotendeels was het abacadabra voor me. Weliswaar had ik op het gymnasium twee jaar economie gehad, maar het interesseerde me totaal niet en de meeste lesstof was ik kwijt. Nu, met Joline als partner spraken we er wel eens over en omdat het over DT ging interesseerde het me nu meer, maar sommige zaken gingen echt boven m’n pet. Maar goed: alle drie de dames waren bachelor economie; dan word je verondersteld écht verstand van zaken te hebben.
Na het ontbijt sloten we af en even later reden twee auto’s Veldhoven uit: een witte Mini en een blauwe Volvo. Bij de afslag Waardenburg sloegen wij af; de Mini reed richting Deil. En vijf minuten later parkeerde ik tegenover het huis van Gien, Angelique en Henry. Drie huizen naast elkaar in de steigers, dakkapellen half afgebouwd, zeilen over stapels stenen op de steiger… Ja, duidelijk ‘work in progress’.
We belden aan en Henry deed open. “Goeiemorgen samen… Jullie zijn vroeg!” Joline wees naar mij. “Meneer mijn echtgenoot wees me er op dat ‘vroeg op de bouwplaats aanwezig zijn’ in de CAO stond.” “Nou, dan heeft die meneer jouw echtgenoot het een beetje mis. In dit huis wordt er niet gebouwd vóór half negen! Hoi Joline, dág Kees.” Angeligue kwam het gangetje in.
“Anders hebben we onenigheid met de buren. Die willen rustig hun kinderen naar school en de opvang kunnen brengen. Koffie?” Joline knikte. “Lekker, An.” “Gelukkig hoef ik nu alleen maar ‘gewone’ koffie te zetten, in plaats van Rob z’n drankje”, zei Henry. “Scheelt behoorlijk in de hoeveelheid koffie.”
Angelique bromde: "Daar tegenover staat dat we vandaag de gorilla van DT moeten voeren. Ik heb maar een extra brood ingeslagen, anders zijn de rapen gaar. Ik vraag me af wat goedkoper is: een bouwbedrijf inhuren of een dagje Rob en Fred aan het werk zetten.” Ik greep haar in haar nek. “Hé mevrouw Jacobs – bijna Claassen! Niet zo lelijk doen over mijn buddy en mijn o zo sympathieke zwager! Anders stuur ik mijn echtgenote op je af!”
Angelique giechelde. “Lekker, Kees. Dan gaan Jo en ik een middagje shoppen in Zaltbommel en eindigen met een high tea. En daarna zijn we een dag lang tot niets meer in staat, zoveel zoetigheid hebben we binnen. En nu zitten jullie.” Haar toon werd scherper. “Geniet er maar van, want straks is er van zitten weinig sprake meer.”
Henry nam het over. “Dan verlang je als een dolle terug naar Mariëtte d’r sport-uurtjes. De uitvoerder op deze bouwplaats staat sinds gisteren bekend als ‘An de slavendrijver’. En terecht.” Angelique liep naar Henry toe en omhelsde hem. “En jij hebt helemaal pech hé? Want in Arkel gaat mevrouw de voorvrouw nog even met jou te keer…”
Henry kuste haar. “Ja. En dat was vannacht best prettig, kleine rooie helleveeg.” Joline en ik keken elkaar aan en gniffelden. “Henry, een jaar geleden…” Verder kwam ik niet. “En jaar geleden zou jij nu óók een rooie kop gekregen hebben, Kees Jonkman. Ontken het maar niet!” Angelique keek me strak aan.
“Je hebt gelijk, schoonheid… En waar blijft die koffie nou? Straks is het half negen en staan jullie elkaar nog steeds af te lebberen, en moeten wij de steigers op… zonder koffie!” Henry zuchtte en liet Angelique los. “Sorry schat. De plicht roept. Meneer en mevrouw Jonkman zitten te miepen om koffie.”
Onder de koffie kwam Fred ook binnen. “Há! Net op tijd, zie ik wel. En ik heb wat voor bij de koffie meegenomen. Marmercake! Uit de receptenklapper van Tony!” Een grote cake kwam uit een doos. “Fred! Dat is genoeg voor een weeshuis!” Hij haalde zijn schouders op. “Sorry An. De cakevormen in huize van Laar zijn nogal fors uitgevallen.” Ik grijnde. “Bah, wat vervelend. Maar een plakkie van Oma's natte cake bij de koffie is geen verkeerde start.” "De cake van mijn oma is niet nat!" reageerde Joline beslist. "Bovendien is het een recept van mijn overgrootmoeder. Een van de eerste dingen die ik uit het receptenboekje gemaakt heb. Als meisje van tien of zo."
Even later vertelde Henry wat er vandaag op de planning stond. “De dakkapellen staan en zijn constructief aan het dak vastgemaakt. Maar moeten aan de binnen- en buitenkant afgewerkt worden. Dan het lood aangebracht en vervolgens moeten de pannen weer op het dak. En de dakkapellen moeten voorzien worden van asfaltpapier. Binnen moet de waterleiding aangepast worden aan de nieuwe badkamer en de nieuwe ketel. Een aantal leidingen moet verlegd worden.” Hij keek wat somber. “Da’s de klus waar ik het meest tegenop zie.” Fred keek hem aan. “Heb ik ervaring mee, Henry. Ik heb de hele badkamer in Rhenen aangepast.” “En ik in Veldhoven, makker”, vulde ik aan. “Zowel onze badkamer als de logeer-douche.”
En met een gemene grijns vervolgde ik: “En die laatste is écht wel stevig, hoor. Ene meneer van Laar en zijn toen nog vriendinnetje mevrouw Lierop vonden het nodig om tijdens een logeerpartijtje elkaar heel erg aardig te vinden. In die logeerdouche. Dus die is goedgekeurd.” Onaangedaan vervolgde Fred: “En we hebben natuurlijk bijzonder ons best gedaan in die douche van Kees, dat snap je natuurlijk wel…”
Angelique en Henry keken ons wat glazig aan. “En dat vertel je hier zomaar, Kees? Zonder dat je in elkaar gemept wordt?” Ik wees op Fred. “Hé, wij zijn buds. In goeie en kwade dagen, ziekte en gezondheid, trouwdagen of tijdens een vuurgevecht, onder de douche of in het bad.” Angelique schudde haar hoofd. ‘Idioten. Goed dat Ma er nog niet is, of de buurvrouw. Die was onmiddellijk uitgebarsten in een preek.”
“Ja, waar is jouw lieve moeder, An?” Joline keek haar aan. “Die logeert gedurende deze weken bij een goede vriendin. En tante Ina, zo noemen we haar, bood aan dat Ma tijdens de verbouwing bij haar kon slapen.” Ze wees naar een boerderij, die tussen de huizen aan de overkant zichtbaar was. “Ruimte genoeg. Ze zal zo wel binnenstappen.” We kletsten rustig verder en tijdens het gesprek kwam Gien binnen.
“Ha! Bouwbedrijf Jonkman is er ook… Hoi Kees, dág Joline.” En met een blik op Fred vervolgde ze: “En het kan niet anders dan dat jij Fred bent… Ik ben Gien, de moeder van An.” Ze gaven elkaar een hand. “Dag mevrouw Jacobs”, zei Fred beleefd. “Ik heet Gien, Fred. Opzitten en pootjes geven doen we hier niet aan.” Hij knikte. “Goed om te horen, Gien. Dank je wel.” An schonk een kop koffie voor Gien in en Fred hield haar de schaal met cake voor. “Iemand zei net dat we goed moesten eten, omdat er hier hard gewerkt gaat worden. Geldt dus ook voor jou, Gien!” Ze lachte. “Dank je wel.”
En na een hap: “Wauw… die is lekker! Geef me het adres van die bakker eens; die gaat het druk krijgen!” Joline wees naar Fred. “Daar zit de bakker, Gien. En het recept komt van mijn overgrootmoeder.” Gien’s ogen lichtten op. “Uit jullie gemeenschappelijke receptenklapper? Ik heb het verhaal gehoord.” Ze at haar plak cake genietend op.
Daarna verdeelde Henry de taken. “Sorry heren, maar er moeten écht nog een aantal stenen de steiger op. En dakpannen. Dus het eerste deel van de ochtend staat in het teken van opperen, oftewel ‘dom sjouwen’. Dan kan ik ten minste verder gaan met metselen. Vanmiddag wil ik de waterleidingen aanpakken. Dat kunnen we dan samen doen; schiet het lekker op. Wellicht kunnen we dan vanavond al douchen, schat.” Hij keek naar Angelique. Fred, Joline en ik keken elkaar aan en schoten in de lach. Gien keek ons aan.
“Wat is er aan de hand hier?” Joline wees naar Fred. “Jouw beurt, Fredje…” En wat ik niet zo vaak gezien had: Fred kreeg een rood hoofd. “Verdorie, Jolien… Moest dat nou?” “Kiezen of delen Fred. Opdrukken of het verhaal vertellen.” Joline keek vastbesloten en Fred zuchtte. “Oké…” Kort vertelde hij het verhaal van de douchepartij in onze logeerdouche. En Angelique giebelde er achteraan: “En Wilma is bijna net zo groot als Fred, Ma. Alleen behoorlijk wat slanker. Anders had het niet gepast, denk ik.”
Fred keek haar aan. “Wil mijn getuige een beetje dimmen? Anders krijg je een dakpan op je rooie koppetje als je onder de steiger loopt, denk er goed aan!” Joline giebelde. “Bel Wilma maar op, Fred. En zeg maar dat ze hier kan komen douchen als ze wil.” “Niks ervan!” Henry veerde overeind. “Gien mag de douche inwijden!” Die knikte. “Dank je wel, Henry.”
Angelique keek ons aan. “Dat wordt de eerste keer dat er in dit huis een regendouche in werking wordt gesteld in plaats van een douche waarbij je van druppel naar druppel moet rennen.” Joline knikte langzaam. “Dan begrijp ik het volkomen, An.” Henry keek op z’n horloge. “Dames… heren… We gaan aan ’t werk. De temperatuur is nu nog uit te houden buiten, dus jullie gaan even hard buffelen.”
We liepen naar buiten. Drie pallets met stenen en twee pallets met dakpannen stonden achter het huis. “Die moeten naar boven. Gelukkig kon ik een bouwlift huren…” Even later stond Henry ons de bouwlift uit te leggen en een kwartier erna ging de eerste stapel stenen omhoog. Ik stapelde de stenen op de lift, boven verdeelde Fred ze over de steiger. En Henry was een veeleisende metselaar! Hij wilde de stenen op een bepaalde manier op de steiger hebben, zodat hij in één streep door kon metselen. Dat gaf soms nogal wat lawaai op de steiger, als Fred een steen niet goed had liggen. Zodanig dat Joline, die op de eerste verdieping aan het werk was, door de dakkapel kwam kijken.
Fred mopperde: “Jolien… Zullen we ruilen? Meneer de metselaar is nogal een Pietje precies. Als er een steentje een halve millimeter uit het lood ligt, begint hij al te mopperen… Tegen jou zal hij een stuk aardiger zijn, denk ik…” Joline haalde haar schouders op. “Ik kan het allicht proberen, Fred. Vertel maar eens wat ik moet doen.” Vanaf de begane grond keek ik het eens aan en moest grinniken. Benieuwd of Joline het vol zou houden; na een uurtje voelde ik mijn rug en m’n handen al behoorlijk. Enfin: één pallet was al weggewerkt.
Fred verdween naar binnen. “Ik ga solderen, Henry. Je bekijkt het maar met je stenen. Je hebt een nieuwe opperaar: Joline heet ze.” “Ik zal de voorvrouw vragen of ze streng toezicht houdt op die opperaar, Fred.” De bouwlift kwam weer leeg naar beneden en ik begon te stapelen. Vanaf de steiger hield Joline toezicht. “Kun je de stenen een kwartslag draaien, Kees? Dat scheelt mij werk!” Ik keek omhoog. “Nét begonnen en nu al eisen stellen, mevrouwtje?”
Joline kneep haar ogen samen. “Dit ‘mevrouwtje’ heeft hier nog een paar bakstenen liggen, meneer Jonkman. Nog één keer die term en er valt per ongeluk zo’n halve steen omlaag.” “Dat noemt men ‘zwaartekracht’ mevrouw. Gelukkig maar, want die stenen uit de wolken plukken is nogal vermoeiend.” “Kees, tempo! Nog dertig stenen en ik ben leeg. En ik wil in één streep doorwerken, anders komt het niet af. voor vanavond wil ik de zaak waterdicht hebben; vannacht of morgen komt er volgens buienradar een partij onweer!” Henry’s stem klonk waarschuwend.
“Oké chef…” Snel stapelde ik door en liet de lift toen omhoog gaan. Zelf klom ik ook de steiger op. “Ik zal je even meehelpen, schat. Anders begint die metselbaas daar weer te piepen.” Joline moest me een paar keer corrigeren; ze wilde de stenen exact zo neerleggen als Henry het wenste. “Dan hoeft hij niet te kijken, Kees. De stenen moeten exact daar liggen waar hij ze verwacht. Met de goeie kant boven, en met de juiste tussenafstanden. Scheelt hem heel veel werk en voor mij is het peanuts om te doen.” Ik bromde wat. “Veeleisend stelletje zijn jullie, zeg. Niet vreemd dat Fred nu lekker zit te solderen. Wat een Pietlutten…”
Om tien uur, met nog één pallet stenen te gaan, riep Gien. “Dame, heren… Koffie!” Joline stapte op de lift om naar beneden te gaan, maar Henry sleurde haar zo ongeveer er af. “Ben je nondeju helemaal van de pot gerukt? Wil je verongelukken of zo?” Hij keek haar woedend aan. “Dit is een BOUWLIFT, mevrouw. Bedoeld voor stenen, een kuip met specie, dakpannen, gereedschap. NIET voor personenvervoer. Flik me dat niet meer! Geen zin om een ambulance te bellen en vanmiddag de Arbeidsinspectie op bezoek te krijgen!”
Hij was serieus kwaad en Joline stond wat bedremmeld op de steiger. “Sorry, Henry.’..” Hij bromde: “Koffie. Dan leg ik het wel uit.” Gien en An wezen op een stel stoelen achter in de tuin. “Zitten jullie. En genieten van de koffie met cake. Tenminste… als Henry klaar is met foeteren.”
Hij keek Joline aan. “Jo, ik heb gedurende een aantal jaren vakantiewerk in de bouw gedaan. En tijdens één van die vakanties dacht een leerling dakdekker ook van de bouwlift gebruik te kunnen maken. Vanaf de vijfde verdieping. Hij hield zich vast aan een van de kabels van de lift en die nam zijn hand mee en rukte hem van de lift af. Hij zit nu in een rolstoel. Dwarsleasie. Vanaf zijn heupen naar beneden is alles verlamd. En hij is een hand kwijt. Kan vrijwel niets meer. Snap je mijn uitval?” Joline knikte. “Ja. Sorry voor mijn stommiteit, Henry.”
An zei zachtjes: “Misschien moet je dit verhaal maar vertellen vóór we beginnen, Henry.” Ze keek ons aan. “Een van onze vrienden kreeg vorig weekend ook een preek, toen we de lift opzetten.” Het was even stil, toen zei Fred: “Misschien inderdaad voor de mensen die geen ervaring in de bouw hebben een intropraatje in elkaar zetten, Henry. Wat wél en wat vooral niet te doen. Niet iedereen heeft een VCA-certificaat op zak.” Hij knikte nadenkend. “Misschien wel een goed plan. Zo’n uitval is niet goed voor de sfeer.” Gortdroog zei Angelique: “Bevordert wel de goedmaaksex, Henry…”
Het was even verpletterend stil, daarna gierden we het uit. Joline wees naar Angelique. “Kijk jij een beetje uit, An? Anders hebben júllie reden tot goedmaaksex. Ik waag me er in ieder geval niet aan, met Henry.” Ze keek hem aan. “Ondanks dat ik je een hele aardige vent vind. Nou ja, tot vijf minuten geleden in ieder geval.” Een jaar geleden zou Henry nu een kop als een boei gekregen hebben, nu keek hij Joline aan, stond op en sloeg zijn armen om haar heen.
“Sorry voor mijn uitval Jolien.” Die glimlachte en gaf hem een zoen op zijn wang. “En sorry voor mijn stommiteit, Henry.” Daarna gingen ze weer zitten. “Was dat nou die goedmaaksex van jullie? Sjongejonge, wat een laffe vertoning…” Fred grijnsde breed . Angelique kapte hem vinnig af. “Ja. En da’s maar goed ook, anders zou Henry buiten slapen. En waar Jo zou slapen weet ik niet, maar ik denk dat Kees in zijn flat nog wel ergens een koud, smerig en onguur plekje heeft.”
Gien zat één en ander rustig aan te kijken. “Goedmaaksex of niet: over tien minuten weer aan het werk, jullie!” Joline keek ondeugend. “Dat wordt een snel nummertje, Henry…” Die gniffelde zachtjes. “Ben ik gewend Jo. In het badhokje van Cen…” Verder kwam hij niet; Angelique veerde op en snauwde: “Klep dicht Henry Claassen! Of je slaapt écht in de schuur in Arkel!” Gien kwam ook wat overeind. “Hé dochter van me… Volgens mij moet jij me wat opbiechten. Of Henry, maakt me niet, maar wat is dat over een badhokje?” Haar blik ging van de een naar de ander.
Angelique wees naar Henry. “Jij bent er over begonnen; maak het dan maar af ook!” Nu kreeg Henry wél een rood hoofd. “An… moet dat nou?” Die keek ijzig terug. “Ja. De enige hier die het verhaal nog niet kent is moeder; tijd dat zij er ook achter komt wat voor type jij bent, Henry Claassen!” Hij haalde zijn schouders op.
“Oké, jij je zin… Gien, tijdens ons eerste weekendje samen gingen we, zoals je weet, naar zo’n vestiging van Centreparcs. En ’s morgens vroeg wilden we zo snel mogelijk het zwembad in, voordat het hele park daar ook in lag. Dus wij om zeven uur het bed uit, ontbijten en om acht uur konden we als eerste het subtropisch zwemparadijs in. Er liep één nogal duffe badmeester rond. Jouw lieve dochter kroop bij mij in het badhokje en daar hebben we héél stilletjes en snel, maar niet minder hevig, van elkaar genoten. Toen we in zwemkleding het badhokje uitkwamen zijn we eerst maar even gaan douchen voor we het water ingingen.”
Gien keek hen beiden indringend aan. “Zozo… Maar goed dat dat subtropisch zwemparadijs ergens in Drenthe was en niet hier in het dorp, jongelui!” Toen giechelde ze. “Ik hoop dat jullie het badhokje schoon hebben achtergelaten, zodat niemand is uitgegleden.” We schoten allemaal in de lach. “Tot zover de levenslessen van mijn lieve moeder…” zei Angelique.
“En nu weer aan het werk jullie! Om twaalf uur staat de lunch klaar.” We gingen uit elkaar: Fred ging de badkamer weer in, Henry en Joline de steiger op, ik laadde stenen op de bouwlift en Joline legde ze netjes neer. Gien was binnen bezig, een kamer aan het behangen, samen met Angelique. En om vijf voor twaalf stak Gien haar hoofd uit de nieuwe dakkapel. “Handen wassen en aan tafel, jongelui!” Joline legde nog snel een rijtje stenen neer en liep toen via de dakkapel naar binnen, met Henry achter zich. Beneden stond een grote pan soep op tafel met een stapel gesmeerde boterhammen ernaast. “Dat ziet er goed uit, Gien!” zei Fred. Gien lachte zachtjes. “Ik heb wat verhalen over jouw trek gehoord, Fred, dus ik heb maar wat meer gesmeerd dan gisteren.”
Hij bromde wat onduidelijks.
Gien schepte de soep in kommen. “Eet smakelijk mensen!” Even was het stil, toen vroeg Henry: “Hoe staat het in de badkamer, Fred?” Die had zijn mond nog even vol, maar stak een duim op en zei een paar seconden later: “Nog één leiding aansluiten Henry. Van de wasmachine. Maar vanavond kunnen jullie je regendouche inwijden. En het was maar goed dat je een aantal meters leiding meer had gekocht; ik heb behoorlijk wat moeten vervangen. Duidelijk te zien dat de woningbouwvereniging de laatste decennia geen moer aan onderhoud heeft gedaan.” Henry knikte. “Klopt, Fred. Bij elk deelproject komen er nog meer gebreken aan het licht. Niet alleen de waterleidingen, maar ook de elektriciteit. Een deel van de bedrading zat nog in asfaltpapier als isolatie. En was berekend op maximaal 2 kilowatt. Dat we hier nooit brand hebben gehad is een godswonder.”
“Zoveel elektrische apparaten hadden we niet in huis, Henry. Tot een jaar geleden was onze stroomrekening nogal laag, zeg maar.” Gien zei het zachtjes. Henry knikte. “Ja, da’s ook weer waar.” Fred keek nieuwsgierig en Angelique zei: “Moeder werkte bijna 12 uur per dag en ik zat op school en later op de universiteit. Huiswerk deed ik hier aan deze tafel. Eén lamp erboven, ik aan de ene kant, moeder aan de andere kant met verstelwerk of zo. De rest van het huis was donker. En als ik vakantie had, werkte ik in de supermarkt of bij een boer of zo. Toen ik nog stage liep bij Zoomers werkte ik ’s avonds nog een paar uur bij een fruitteler iets buiten het dorp. Zo konden we rondkomen. Afwassen en wassen? Met de hand. De was droogde in de tuin en ’s winters op de vliering. En zo hebben we jaren lang geleefd.”
Gien knikte. “Ja. Soms behoorlijk afzien, maar we hadden het goed met z’n tweeën.” “En nu met z’n drieën, moeder.” An zei het zachtjes, maar zeer nadrukkelijk en Gien knikte. “Klopt. Want ondanks dat die jongeman daar een veeleisende metselaar is, is het een schat van een vent.” Henry kreeg een kleurtje. “Zo kan ‘ie wel weer, Gien.” Al kletsend ging het eten er snel doorheen en om half een keek Henry op zijn horloge. “Kom dames en heren… de schaft is voorbij, aan het werk! Ik moet nog twee rijen metselen, daarna kunnen we beginnen aan de bovenkant van de dakkapel en de uitbouw van de woonkamer. Lekker asfaltpapier branden. En als dat klaar is: lood en de dakpannen. Vanavond wil ik de boel waterdicht hebben en al dat plastic van het huis verwijderd zien!”
Ik pakte mijn mobiel en keek op buienradar. Vanuit het zuiden kwam inderdaad een behoorlijk regenfront onze kant uit; om een uur of negen vanavond zou het wel een kunnen beginnen met regenen en later in de nacht onweer. Er hingen een stel forse onweersbuien boven de Ardennen die langzaam naar het noorden schoven.
Henry begon taken uit de delen. “Jolien, Kees: geen stenen meer naar boven. Eerst het asfaltpapier voor de dakkapel.” “Dat kan ik branden, Henry”, zei ik. “In Veldhoven ook gedaan. Heb je een brander en een blusser?” Nu keek Henry verwonderd. “Blusser?” “Ja, natuurlijk. Je zit te branden op nieuw, kurkdroog hout. Een CO-2 blusser is dan wel zo fijn om bij de hand te hebben. Geen restschade als er iets te blussen valt. Water is uit dan boze; dan is meteen het plafond in je nieuwe dakkapel naar z’n grootje.” Hij schudde zijn hoofd. “Heb ik niet bij de hand, Kees.”
“Geeft niet; ik heb er eentje in m’n auto, die pak ik wel. En het lood, voor de hoeken en randen… heb je dat ergens liggen?” Henry wees. “De handschoenen liggen erbij en een houten hamer en roller.” Ik knikte. “Mooi. Eens kijken of ik die kunst nog machtig ben.” Joline keek vragend. “Daar waar de dakpannen ophouden of in de hoeken van de dakkapel moet je een constructie waterdicht houden. Daarvoor gebruikt men loodslabben: plakken lood die je in vorm slaat. En aan elkaar soldeert. Heb ik in Veldhoven ook moeten doen, naast de ramen van de kamer en onze slaapkamer. Aardig wat meters…”
“En ik buffel nog even door in de badkamer, Henry. Dat wil ik voor vanavond gereed hebben, zodat jullie lekker kunnen douchen.” Fred stond al op. “Ja, douchen is voor jou wel een dingetje, geloof ik, Fred.” Angelique keek hem liefjes aan en Fred keek vanuit de hoogte terug. “Tutje…” Ze giechelde. “Ik vraag het te zijner tijd wel aan Wilma. Nou, aan het werk majoor van Laar!”
Hij sprong in de houding. “Zeker mevrouw de bijna edelachtbare! Ik zal aan deze uitspraak denken als ik in de zaal zit waar jij je proefschrift staat te verdedigen. En als ik ook maar één letter bullshit hoor, sta ik op en haal ik je keihard onderuit, begrepen?” Gien legde een hand op Fred z’n arm. “Jij haalt niemand onderuit, meneer van Laar. Zeker niet volgende week in Utrecht en al helemaal mijn lieve dochter niet. Goed begrepen?” Ze lachte liefjes.
“Natuurlijk mevrouw. Ik zal mijn sympathieke zelf wel weer zijn, hoor. Maar ik ben er wél bij!” Angelique knipoogde. “Ben ik blij mee, Fred. Dat weet je.” Henry sloeg op tafel. “Zeg dames en heren… Gaan we nog wat doen of hoe zit dat? Het is ondertussen vijf over half. Dat zijn zes maal vijf minuten van vier academici, één bijna-academicus en een administratieve kracht van een uiterst gerenommeerd bedrijf in Waardenburg. Da’s een redelijk kapitaal wat we hier staan te verlummelen. Aan ’t werk!”
Grinnikend ging ieder weer zijns weegs: Fred richting badkamer, Henry ging de steiger weer op, Angelique en Gien richting de kamer die ze aan het behangen waren en ik liep even naar de auto om het blussertje te halen. Veel was het niet, slechts een 2 kilo blussertje, maar goed; beter dan niets. Toen dakpannen op de lift stapelen: Even goed uitkijken hoe ik ze neer moest leggen, want de lift ging nogal ‘ruig’ naar boven. Geen zin dat er dakpannen afvielen. Joline kwam op een goed idee. “Die boxpallet waar de stenen in zaten… Kunnen we die niet gebruiken om die pannen mee omhoog te krijgen, Kees?” Ik keek haar aan. “Prima idee, schat! Maar jij hebt natuurlijk veel meer ervaring met pannen dan ik…” Twee blauwe ogen priemden mijn kant uit. “Kees…! Je speelt met je oren!” Voorzichtig legden we een aantal lagen pannen in de pallet en boven legden we die op de plaatsen die Henry aangaf. “Ga jij maar tekeer met dat asfaltpapier, Kees. Die dakpannen naar boven brengen kan ik zelf wel doen. Heeft nog niet zo’n haast.” Ik knikte. “Prima, schat.”
Ik klom de dakkapel op. Asfaltpapier uitrollen, afmeten, brander er onder en rustig, al rollend, de eerste baan op het dak leggen. De tweede baan een stukje laten overlappen… Ik kreeg het al snel warm! Niet alleen van de hitte van de brander, maar het werd sowieso warm. En broeierig. Nou ja, vier banen á twee meter dertig was nog wel te doen. Toen ik met de derde baan bezig was, kwam Henry even kijken. “Kees! Waarom leg je ze niet in de lengterichting?” Hij keek nogal bezorgd. “Heb je even een waterpas voor me, maat?” Hij liep naar gereedschapskist en pakte een grote waterpas. “Hier, alsjeblieft. En nu?” Ik legde de waterpas evenwijdig aan de nok van het dak. “Kijk, keurig waterpas. Geen verval. Prima werk van die dakkapel-mannen. Maar let nu op…” Ik draaide de waterpas een kwartslag. “Zie je? De dakkapel heeft een verval van een graad of drie richting goot. En dat doet men niet voor niets; het water moet er af. En daarom, meneer de uitvoerder, brand ik dat asfaltpapier in de breedte. De eerste strook tegen het lage deel, de volgende strook tien centimeter overlappend er overheen, de derde strook idem en de vierde strook komt straks een centimeter of tien onder je mooie dakpannen. Geen kans op lekkage, het water stroomt er keurig af richting goot. Nog vragen?”
Henry stond even met de mond vol tanden en ik grinnikte. “Ik heb weliswaar geen vakantiewerk bij een bouwbedrijf uitgevoerd, maar wél m’n eigen optrekje gerenoveerd, Henry. En ja, dat ging met vallen en opstaan. Gelukkig werd ik geholpen door twee lui van Damen en die hebben me behoorlijk op het paard geholpen.” Hij keek tevreden. “Sorry voor m’n opmerkingen. Heeft iemand al gezegd dat je goed bezig bent? Nee? Je bent goed bezig, Kees.”
Met een grinnik ging hij aan het werk met de pannen op de latten leggen. De onderste laag pannen liet hij nog even vrij. Toen dat klaar was kon ik de rol lood pakken om op een paar plaatsen een waterdichte kering te maken. Henry had keurig op de tekeningen aangegeven waar het moest komen: om de schoorsteen en tussen de nieuwe uitbouw op de begane grond en het oorspronkelijke huis. Bij de schoorsteen had Henry al een laag stenen er tussenuit gebikt, zodat ik daar met het lood aan de gang kon. Ik rolde het lood uit en zat even later lekker te kloppen. Stiekem vond ik dat het leukste werk: je kon het lood prima bewerken door er met een kunststof hamer rustig, maar snel op te tikken. Niet teveel kracht; telkens een klopje, vlot achter elkaar. En voor de moeilijke hoekjes pakte je de brander om het lood wat zachter te maken… Een uurtje later was de schoorsteen voorzien van een loodkraag die netjes aansloot op de dakpannen.
Vervolgens moest ik de richel tussen de uitbouw en het oorspronkelijke huis voorzien van een loden waterkering. Netjes in vorm en ook hier een heel klein beetje schuin om de afloop van het water te bespoedigen. Met pijnlijke knieën stond ik een uur later op; zo lang op je knieën zitten was ik niet gewend. Maar ik was wél tevreden: het lood lag er prima op. Ik had zelfs nog een stukje moeten solderen om een en ander waterdicht te maken. En de hobbel tussen het oorspronkelijke huis en de uitbouw was netjes met lood bekleed: strak en recht. Nu nog een test… Joline, kun jij een paar emmers water met de bouwlift omhoog sturen?” Even later stonden er vier volle emmers boven op de dakkapel. “Henry, kun jij beneden kijken of het water daar terechtkomt waar het hoort?” Hij keek zuinig. “Jaja… En ik een plens water op m’n kop krijgen omdat meneer Jonkman weer eens een lollige bui had, zeker…” “Schiet op vent! Of wil je straks met de eerste de beste plensbui in de weer gaan met emmers om lekkage op te vangen? Nee toch zeker…”
Ik sloot de ramen van de dakkapel en goot een emmer water langzaam over de dakpannen boven de dakkapel uit. Dat water stroomde snel over het asfaltpapier richting goot en regenpijp en verdween gorgelend de diepte in. Nóg een emmer, alleen nu wat heviger: in één keer 20 liter over de dakpannen. Het asfaltpapier kreeg nu een beste plens te verduren. En weer ging het water rechtstreeks richting goot en regenpijp. “Henry?” “Hier loopt het prima, Kees!” Mooi… Even in de dakkapel binnen kijken: Geen vochtplekken. De volgende emmer over de scheiding tussen aanbouw en oorspronkelijke woning: het water stroomde netjes over het lood richting de andere regenpijp. Van binnen hoorde ik een kreet van Henry: “Hier blijft het droog, Kees! Vakwerk!” Ik liep met een lege emmer omlaag. “Zet deze maar onder de regenpijp. Ik heb nog één volle emmer: exact twintig liter. Als het goed is zit hier zo dadelijk ook twintig liter in. Als het meer dan 100cc scheelt, klopt er iets niet. Die honderd cc is het water wat achterblijft in hoekjes. Dat mag.” Ik liep de ladder op en keek de volle emmer nog even na: precies op het streepje met de cijfers 20. “Daar komt het, Henry!” Rustig goot ik het water uit over het lood en hoorde het weglopen.
En op dat moment riep Gien: “Thee!” Henry gniffelde. “Dat riep ze gisteren ook. Rob z’n non-verbale communicatie was wel héél duidelijk en vervolgens gromde hij iets over ‘vlierbesmeuk’… Gelukkig had Gien ook een bakje vergif gezet. Kom, naar binnen; de moeder van mijn vriendinnetje wordt nogal onaangenaam als je haar drankjes koud laat worden. Dat water zien we zó wel.” “Ik wil het wel in de gaten houden, Henry. Van binnenuit.” Dus stond ik op de scheiding van de aanbouw kritisch naar boven te kijken, een mok thee in de hand.
“Een gezellige vent ben jij, Kees.” Fred z’n stem klonk nogal sarcastisch. “Luister vriend: bij jouw werk is het de bedoeling dat er water uit het plafond komt, bij mij juist niet. Ik heb die douche-fetish van jou nooit zo begrepen…” Joline en Angelique kregen een hoestbui en Fred gromde: “Fijne bud ben jij. Heb jij Wilma wel eens goed bekeken? Doe dat maar eens, dan begrijp je onze voorkeur om te douchen wel wat beter.” Gien zat een en ander verwonderd te beluisteren. “Vertel het je moeder straks maar, Angelique,” zei Fred. “Anders denken de buren dat er hier binnen een rood stoplicht brand.” “Zal ik doen, Fred”, giechelde Angelique. “En ik zal het niet tijdens het eten doen, anders stikt ze nog in een stukje aardappel of zo…”
Een kwartier later gingen we weer aan de slag. Samen met Henry controleerde ik de emmer: op een paar cc na keurig twintig liter. “Vakwerk, Kees. Mooi, man!” “Als ik weer eens bij Damen ben, zal ik de complimenten doorgeven aan twee lassers van hen. Dié hebben mij het geleerd.” Om vier uur was de isolatie aangebracht, lagen alle pannen op het dak, was de afwatering in orde én werkte de nieuwe douche naar behoren. Ook Fred kreeg complimenten over zijn werk. Angelique zei ondeugend: “Als je wilt, kun je Wilma bellen, Fred. Kunnen jullie samen onze douche inwijden.” Hij keek haar peinzend aan. “Jaja… En jullie toekijken natuurlijk? Ondeugend klein meisje. Ik zal jouw prof volgende week eens influisteren wat voor krengetje jij diep in je hart bent, mevrouw Jacobs. Eens kijken of je dan nog mag verdedigen. En douchen doe ik thuis wel.”
Om half vijf namen Fred, Joline en ik afscheid. “Tot straks, Fred!” Hij draaide zich om. “Tot straks?” Joline knikte. “Ja, bij Carlos en Juanita!” Hij schudde zijn hoofd. “Niks ervan, mevrouw Jonkman. Die liggen ergens op een of ander subtropisch eiland in de zon te bakken. Vakantie en zo, weet je nog?” Joline sloeg zich voor het hoofd. “Shit, da’s waar ook! Compleet vergeten… Nou ja, dan kunnen Kees en ik een avondje uitrusten van een dagje hard werken.” Hij grijnsde. “Jammer, Kees. Niet met Marije-zonder-beugel dansen.” Ik knikte. “En jij niet met mijn lieve, onschuldige en maagdelijke zusjes. Afzien voor je, zeker?” Hij gromde. “Ja, met jouw lieve, o zo onschuldige rugby-zusje Melissa zeker… En of ze maagd is, zal ik haar wel eens op de vrouw af vragen, denk ik.” “Vraag het maar aan die stoere voormalig machinekamerbaas, Fredje. Maar hou er rekening mee dat je dan een paar nogal onprettige minuten tegemoet gaat zien!” Joline’s stem klonk scherp, maar ze lachte. “Kom Kees, naar huis. Daar wachten die andere zussen.” Angelique en Gien bedankten ons met een knuffel, Henry met een dreun op onze schouders en even later reden we naar het zuiden, een donkere lucht tegemoet.
“Héhé… Ik ben blij dat ik niet in de bouw werk, Kees”, klonk het naast me. “Ik ook schat. In de bouw dragen ook de vrouwelijke medewerkers overalls of brrr…. Zo’n tuinbroek. En ik zal het maar niet over korte rokjes, panty’s en leuke decolleté’s hebben.” Een tik op mijn knie volgde. “Je bent een smerige sexist, Kees.” “Nee hoor. Ik gaf alleen maar aan dat ik jou veel liever in een van de genoemde kledingstukken zie dan in een spijkerbroek die betere tijden kende en een nogal verschoten flanellen bloesje met een scheur in de mouwen. En je haren die alle kanten uit pieken natuurlijk…”
Een grom volgde. “Zo dadelijk gaat dit meisje eerst grondig douchen. En daarna jij, Kees. Je stinkt naar zweet en teer en niet zo zuinig ook!” Ze trok haar neus op. “Hé, wat is er mis met eerlijk zweet, dame? We hebben vandaag keihard gebuffeld. Daar is niks mis mee. Dat mag je ook wel eens ruiken. Ik heb ten minste niet op m’n gat gezeten en ‘zitten tekenen’ zoals jij dat regelmatig noemt. Met een bepaalde, nogal sarcastische toon in je stem. En jij hebt vandaag je niet in cijfertjes hoeven te verdiepen. Ook goed voor de afwisseling.”
Joline knikte. “Ja. Dan besef je weer dat er mensen zijn die dit werk hun hele leven moeten doen. Bij weer en wind, in de sneeuw of bij 34 graden in de schaduw. En met een voorman die hen hard achter de vodden zit. En dat allemaal voor een redelijk karig salaris. Wel eens goed om dat te beseffen en wat meer waardering te krijgen voor de lui in de bouw.”
“Die waardering heb ik een aantal jaren geleden al gekregen, schoonheid. Mijn lieve moedertje is projectleider in de bouw, weet je nog? Toen ik in de vierde klas van de middelbare school een aantal repetities verprutst had omdat ik had lopen lamballen, moest ik in de herfstvakantie een week met haar mee, de bouwplaats op. Bijna hetzelfde gedaan wat wij vandaag deden: opperen. Stenen sjouwen. In een kruiwagen laden, de lift in, op de steiger de kruiwagen uitladen en weer naar beneden. Ik heb het een dag geteld: 82 keer met de kruiwagen naar boven. ’s Avonds was ik zó kapot dat ik na het eten mijn bed in rolde en absoluut geen behoefte had aan enige vorm van ontspanning, behalve voor m’n spieren. En vrijdagavond vroeg mijn lieve Ma: ‘Zo jongeman… Hoe denk je er nu over om op school te lopen flierefluiten? Je hebt nu een weekje meegelopen op een bouwplaats, je weet nu wat fysiek hard werken is. Je kunt nu kiezen. Óf je gaat weer je gillende best doen op school, zodat je straks een goeie opleiding kunt volgen, óf je kunt aan het einde van dit jaar je school vaarwel zeggen en naar het MBO gaan om daar een vakopleiding te volgen. Maar denk eraan: als je voor het laatste kiest, sta je dus elke dag net zo te buffelen als deze week!’ En Pa vulde droogjes aan: ‘En denk er aan: een ‘tussenjaar’ of zoiets zit er niet in!’ Toen was ik wel genezen.”
Joline knikte. “Oei… Dat was wel een stukje toegepaste didactiek, zeg…” Ik bromde. “Nogal. Die enige vriend van mij in de klas vroeg de maandag erna: “Heb je nog wat leuks gedaan in de vakantie, Kees?” Ik heb hem toen mijn handen laten zien. Onder de schrammen, blauwe plekken en schaafwonden. Nagels kapot. Scheenbeen opengehaald aan een pallet en een mooie afdruk van de band van mijn veiligheidshelm op mijn voorhoofd. En vervolgens de maanden daarna weer keihard gaan studeren.”
Ik grinnikte plotseling. “En uiteindelijk tóch een soort van ‘tussenjaar’ gedaan, Joline. Nou ja, drie jaar in feite. Bij Defensie.” Ze giechelde. “Inderdaad. Ook afzien. Zeker als je ’s avonds om zeven uur in de gillende kou over schrikdraad heen pist…” Ik lachte met haar mee. “Ja, dat ook. Maar al met al hebben dit soort akkefietjes me wel gevormd tot wat ik nu ben, Jolien. Ja, ik ben hartstikke blij met m’n werk, ik kan het goed, ik werk in een enorm leuk bedrijf, maar…”
Ze onderbrak me. “Ik heb jou nog nooit zien neerkijken op iemand die een baan had die minder geld opleverde, schatje.” “Klopt. En ik ben blij dat je niet zegt ‘iemand die minder verdiende’, want dat is niet zo. Een bouwvakker, een vuilnisman of een betonvlechter verdient wellicht meer dan ik. Alleen: hij werkt met z’n handen, en ik…” Verder kwam ik niet. “…zit op m’n kont aan een bureau een beetje te tekenen. Ik weet het, schat.” Ze keek me guitig aan.
“Feeks…” Een warme hand kwam op mijn been. “Wij allebei staan exact zó in de wedstrijd, Kees. Ik heb weliswaar geen ervaring met smerig werk, maar ik kan woest worden op lui die op een kantoor zitten niksnutten en afgeven op het meisje bij de kassa van de supermarkt. Terwijl het arme kind vreselijk haar best doet.” Ze giebelde even.
“Of op zo’n vent die ’s morgens en ’s avonds langs de receptiedesk loopt met, al naar gelang het tijdstip van de dag, een uiterst formeel ’Goedemorgen mevrouw’ of ‘Een prettige avond, mevrouw’ en de receptioniste verder geen blik waardig keurt…” Ik keek snel opzij en zag een hele brede glimlach. “Jaja… Dat deeltje ‘geen blik waardig keurt’ moet ik ten stelligste ontkennen, mevrouw van de receptie! Ik heb je de weken voor wij elkaar écht leerden kennen écht wel een aantal keren zeer nadrukkelijk bekeken! Gelukkig verstond ik de edele militaire kunst van ‘zien zonder gezien te worden’ nog steeds heel goed, dus je had het niet door.” Ik zweeg even. “Denk ik.”
Joline giebelde weer en bij mij gingen de alarmbellen rinkelen.
“Of heb ik het mis, Jolientje?” Gniffelend zei ze: “Chantal zei op een gegeven moment tegen me, toen jouw team ’s middags langs was gelopen: ‘Jolien, volgens mij heeft die nieuwe vent bij DT een oogje op je. Telkens loopt hij achter z’n clubje aan en als jij niet op hem let, kijkt hij best wel opvallend naar jou.’ Niet lang daarna raakte ik ‘toevallig’ met Henk aan de praat over je.” Ik zuchtte. “Tóch betrapt. En ik maar denken dat ik zo goed was in observeren… Geklopt door een vrouw.”
Joline giebelde nu voluit. “Je had misschien die scherpschuttersoverall aan moeten trekken, Kees. En ik het parkje naast de parkeerplaats moeten gaan liggen.” Ik snoof.
Verder ging de conversatie niet; we reden Veldhoven in en Joline wist dat ik in de bebouwde kom liefst met rust gelaten wilde worden. Toen de auto in de garage reed, stond de Mini er ook al. “Mooi, de zussen zijn al thuis. Hopelijk hebben ze onze pantoffels al klaar gezet schat. En een krantje en de koffie.” Een waarschuwende blik ging mijn kant uit. “Pas jij een beetje op? Volgens mij moesten ze dat in Groot-Ammers wél doen. Dagelijks. Gaan we niet op zinspelen, meneertje!” “Sorry… Je hebt gelijk, Jolien.”
Eenmaal boven troffen we Margot en Charlotte in de keuken aan, bezig met het eten. “Zóóó… Goed bezig, dames!” Lot lachte over haar schouder: “Tja… Wij konden de hele dag flierefluiten! Fred z’n plekje leeg, de directie pleite… Het was vandaag een beetje feest in Gorinchem, Kees. En jullie maar buffelen bij An en Henry…”
Margot vulde aan: “En zo te zien zijn jullie aardig afgeknepen door de voorvrouw. Het duurt nog een minuut of twintig voor we gaan eten, dus kunnen jullie lekker douchen en je omkleden, oké?” Joline liep op hen af. “Dank je wel, schatten. We zijn inderdaad best wel een beetje afgepeigerd. Kóm, Kees. Onder het gemalen water door!” We douchten snel en daarna trokken we lekkere schone kleren aan; Joline een nette broek en een blouse, ik een spijkerbroek en ‘lumberjackshirt’. Terwijl ik m’n schoenen aantrok zei ik: “Ik ben blij dat we vanavond geen dansles hebben, schat. Na het eten plof ik op de bank en kom er alleen maar af om richting bed te gaan.”
Ze glimlachte. “Ik ben ook niet mijn fitte zelf, geloof ik…” Tijdens het eten werden we uitgehoord over de toestand van het huis van Gien, An en Henry en de zussen vertelden wat ze vandaag in Gorinchem hadden gedaan. “Oh, Kees: Aanstaande maandag is Adri voor het laatst bij ons. Woensdag gaat hij met zijn moeder en zus twee weken op vakantie naar Zeeland.” Ik knikte. “Oké… Dan zullen we maandag op gepaste wijze afscheid van hem nemen. Straks z’n moeder even bellen waar we hem een plezier mee kunnen doen.”
Ik schrok even. “En Ingrid dan?” Joline schrok ook. “Verhip… We kunnen die arme meid toch niet zielig zonder Adri laten zitten? Laat me even nadenken, Kees…” Ze fronste en kwam na een paar seconden met een lumineus idee. “Als het bij Betty kan: waarom sturen we Ingrid maandagavond ook niet naar huis met de mededeling dat we haar niet eerder willen zien dan maandagochtend over een week? Ze heeft keihard gewerkt, DT is bijna klaar voor de ISO 9001-certificering… Gewoon een paar dagen betaald verlof. Doet Theo ook af en toe.” Ik knikte. “Betty zo meteen maar eens bellen. Na het eten.” En dat deed ik.
“Hoi Betty, met Kees. Hoe is het? Zit jij weer in Arkel of…”
“Nee joh, ik ben gewoon thuis hoor. Hoezo?”
“Zijn Adri en Ingrid bij jou?”
“Nee, die zijn naar Ingrid’s ouders. Blijven daar het weekend. Leuke lui trouwens, vorige week mee kennis gemaakt.”
“Mooi dat het klikt, Betty… Maar waarom ik bel: Aanstaande maandag viert Adri z’n laatste dag bij DT. Is er iets waar we jouw zoontje een plezier mee kunnen doen?”
Ze dacht even na. “Hij wil van zijn salaris bij DT een mooie laptop kopen, Kees. Heeft hij straks hard nodig. Als DT hem een afscheidscadeautje wil geven, prima, maar dan een kleine financiële bijdrage voor die laptop.”
“Oké, daar kan ik wel wat mee, denk ik. Dank je wel. Volgende vraag: Wilma, Adri en jij gaan woensdag op vakantie naar Zeeland, hoorde ik. Is er geen plaats voor Ingrid of…?”
“Plaats genoeg, Kees. We gaan naar de boerderij van een broer van me. Maar Ingrid had nog niet zoveel vakantiedagen opgebouwd, zei ze, dus komt alleen de weekenden.”
“Wat een tutje”, zei Joline, die naast me zat. “Betty heb jij er bezwaar tegen als wij Ingrid aanstaande maandag de opdracht geven om zich gereed te maken voor een weekje vakantie samen met jullie? We verwachten haar dan de maandag erop in levende lijve weer terug. Langer kunnen we Fred niet aandoen.”
Het was even stil. “Wat mooi, Jolien! Ze zat er een beetje mee dat ze Adri twee weken lang niet zou zien. Nou ja, behalve in het weekend dan.”
“Ons KAM-prinsesje heeft een weekje ontspannen ten volle verdiend, Betty. Zelfs nu ze af en toe met haar vrijer loopt te knuffelen. In de baas z’n tijd. En nee, die vakantiedagen betaalt DT, gaan niet van haar vakantiedagen af.”
En Joline vulde aan: “En hierover mondje dicht, Betty. Tegen allebei. We willen dit als kleine verrassing houden, aanstaande maandag, oké?”
“Het zal me moeite kosten, maar dat gaat lukken, Jolien. Bedanken jullie Theo hartelijk? Want dit is voor Wilma en mij ook een cadeautje.”
“Niks Theo dame. Dit komt voor de volle 100% uit onze koker. Theo heeft het maar te slikken. Hij wilde zo nodig op vakantie…”
“Jullie zijn een lekker stel, Kees. Dank je wel. Ik ben benieuwd hoe die tortelduifjes maandagavond hier binnen wandelen. Mag ik het wel aan Wilma vertellen? Die springt een gat in de lucht. Mist haar grote broer soms best wel, ondanks dat ze prima met Ingrid op kan schieten.”
“Als jouw lieve dochtertje haar mond dicht kan houden… Maar dat kun jij beter inschatten, Betty.”
We kletsten nog even over onze bezigheden van vandaag en toen verbraken we de verbinding.
“Zo. Ook weer geregeld. Nu Fred even bellen, Kees.” Ik keek onnozel. “Die staat vast te douchen, schat. Met of zonder Wilma, dat weet ik niet. Maar waarom moet ik mijn bud bellen?” “Omdat hij wellicht weet wat voor laptop Adri wil hebben. Dan bestellen we die alvast. Met een béétje mazzel staat het ding maandag in Gorinchem.” Ik keek waarschijnlijk nogal dom, want Joline vervolgde: “Die wordt gekocht door DT, Kees. Scheelt sowieso BTW, maar ik vind dat Adri zo’n cadeautje wel verdiend heeft. Hij heeft keihard gewerkt, heeft Fred behoorlijk ontlast, bij Damen ook…”
Ze sloeg haar hand voor haar mond. “Zou Damen ook mee willen betalen? ten slotte hebben niets in rekening gebracht voor om hun systeem weer eens schoon te maken. En Adri heeft daar behoorlijk aan meegeholpen, hoorde ik van Fred! Bel die bud van je eens!”
Even later zaten we met Fred te praten.
“Jullie hebben mazzel, Kees. Ik was nét onder de douche uit toen je belde.” “Mét of zonder Wilma, Fred?” giechelde Joline naast me. “Wilt u zich even alleen maar bezig houden met uw eigen vent, mevrouw mijn direct leidinggevende? Dankuwelalstublieft…”
Kort legden we het de vraag voor of hij wist van Adri’s computerwensen. “Zeker weten. Ik heb ‘m zelfs nog een bepaald type geadviseerd. En meneer keek nogal sip toen hij de prijs zag. ‘Dat kan ik niet betalen, Fred… Zelfs niet na die weken hier gewerkt te hebben.’ Jammer, want die laptop is een van de beste die op dit moment op de markt is.”
Joline zei: “En als DT het ding zou kopen, Fred? Scheelt BTW. En wellicht kan Damen ook een stukje meedokken.” Er klonk een grom over de lijn. “Da’s een hele goeie, Jolien. Hun hoofd ICT was best wel blij met Adri. Het ding is bij onze vaste IT-leverancier op voorraad, dat weet ik. En als we vandaag bestellen, staat hij maandag in Gorinchem. Zal ik dat doen?” “Graag Fred. En kun jij wat bedelen bij Damen?” Hij grinnikte; het dreunde door de telefoon. “Als jij dat nou eens doet, Joline… Jij hebt wat meer pluspunten dan Kees of ik…”
Joline griste de telefoon uit mijn hand. “Fred van Laar, je bent een enorme lomperik!” Meteen verbrak ze de verbinding en keek me kwaad aan. “Je moet die bud van je eens een beetje in bedwang houden, Kees! Is die vent helemaal belatafeld…” “Hij had wel gelijk, schat…”
Meteen bukte ik en hoorde ik Joline’s hand over mijn hoofd suizen. “Rotzak…” De zussen gierden van het lachen en Joline keek me laatdunkend aan. “Pas jij maar op, mannetje…” Ik stond op. “Ik ga wel koffie maken. Als boetedoening, zeg maar.”
Terwijl ik in de keuken stond, hoorde ik de meiden zachtjes kletsen. Ik verstond het niet, maar een blik op Joline’s gezicht leerde me dat het niet over alledaagse zaken ging. Nou ja, ik zou het zo wel horen. Of vanavond, als we in bed lagen… Vijf minuten later liep ik met een blad vier mokken erop de kamer in. “Zo dames, koffie. Koekjes zitten in de trommel op tafel. Geniet ervan.” Even was het stil en ik verschool mijn gezicht achter mijn mok. Er broeide iets, dat voelde ik.
“Kees… Jolien…” Lot aarzelde duidelijk, zat ergens mee. “Toe maar Lot…” Joline knikte haar toe. Ze stotterde wat. “Ik… Wij… we willen jullie wat zeggen…” Ze werd een beetje rood. “Gisteravond hebben Mar en ik lang liggen kletsen. We willen elkaar nog niet kwijt…”
Joline fronsde. “Vertel het maar, schat.” Margot legde haar arm om Lot heen en vervolgde: “Mijn lieve zus zei gisteren dat ze Ben best een aardige vent vind, maar dat ze mij niet kwijt wil. En ik heb haar toen nogal uitgescholden omdat ze een leuke man wil laten schieten voor mij… Enfin, we lagen even later in elkaars armen te snotteren.” Ik schrok een beetje. Nét nu één van de twee haar leven een beetje op de rit begon te krijgen…
“Waarom, Lot?” Ze snifte nog een beetje. “Toen Ben en ik zondag op zijn bed lagen was het best lekker. En hij was lief, liet het initiatief aan mij. Maar…” Ze keek naar Margot. “Ik miste mijn lieve zus! Wilde in feite alleen maar bij haar zijn…” De zussen keken elkaar aan en knipoogden.
Margot vervolgde: “Dus heeft Lot vandaag Ben gebeld en hem verteld dat ze het bij nader inzien allemaal wel heel snel vond gaan. Ik zat erbij, Joline. En Ben is een fijne vent: hij schrok, dacht dat hij iets verkeerds had gedaan.” Lot knikte hevig. “Ik heb hem ervan kunnen overtuigen dat het niet aan hem lag, maar aan mij. Dat ik meer tijd nodig had. En dat begreep hij gelukkig. ‘Neem je tijd, Charlotte. Ik had je graag mee willen nemen op vakantie, maar ik begrijp dat dat nu een brug te ver is.’ Dát zei hij. We hebben afgesproken dat hij lekker op vakantie zou gaan, en dat we na de vakantie, als de loopgroep weer start, we elkaar weer zien en dan gaan praten. En toen ik vroeg of ik zijn moeder even mocht spreken, kreeg ik haar aan de telefoon. Heb het haar uitgelegd. Ze vond het jammer, maar begreep me wel. En ik ben nog steeds welkom als ik wil. Jaqueline is ook een lief mens…”
Ze greep haar zakdoek en veegde haar ogen af. “Dát is er dus.” Joline haalde diep adem. “Dank voor jullie vertrouwen, meiden. Praat hier goed over met elkaar; blijf niet bij elkaar omdat je medelijden hebt met de ander omdat die alleen blijft.” Ik hield mijn mond; elke opmerking van mij zou nu teveel zijn. Joline kon dat veel beter. En dat bleek: Ze ging tussen de zussen in zitten, sloeg haar armen om hen heen en keek mij aan.
“Kees… Kun jij weer even je heil in de studeerkamer zoeken? Even ´girls only-tijd´. Ik knikte. "Is goed. Zal ik anders in een van jullie bedjes slapen, dames? Dan kunnen jullie rustig kletsen zonder dat je met mij rekening hoeft te houden..." Joline keek me lief aan. "Dat is misschien een nog beter plan, Kees. Vinden jullie dat goed, meiden?"
Ze knikten en Joline ging staan. "Dan nú even jullie slaapspullen pakken." De zussen stonden ook op en ik liep richting onze slaapkamer om mijn spullen te pakken. Terwijl ik daarmee bezig was kwam Joline achter tegen me aan staan. Haar handen gleden over mijn borst. "Lief van je, Kees." Ik draaide me om en omhelsde haar. "Eigenbelang, schat. Ik ben best moe. Geen zin om twee uur in de studeerkamer te zitten wachten."
Joline kuste me. "Dan nog, schatje. Jij zo dadelijk lekker slapen, ik denk dat het bij ons misschien wat later wordt, maar geslapen wordt er." Ze giechelde even. "Lekker met twee lieve meiden naast me..." Ik bromde: "Het is dat jij die meiden veel beter aanvoelt dan ik, Jolientje, anders had ik wel willen ruilen." De giechel ging nog even door. "Aanvoelen... Jaja. Leuke woordspeling. Mafkees. Een zoen volgde, toen pakte ik mijn spullen. Wacht even... trainingspak en loopschoenen mee. Joline keek verwonderd. "Waarschijnlijk heb ik morgenochtend behoorlijk spierpijn, schat. Dan wil ik dat er even uitlopen. En ik kan niet de slaapkamer binnenstormen als jullie daar nog liggen te maffen."
Toen liep ik de kamer in. "Zo dames, de kust is veilig. Ik ga lekker in een van jullie bedjes liggen. Ben wel toe aan een potje slapen. Welterusten samen." "Dank je wel, Kees. Lekker slapen."
Ik sloot de deur van hun studeerkamer achter me en liep door naar hun slaapkamer. Daar kleedde ik me uit en ging op een van de bedden liggen. Licht uit...
Met m'n ogen dicht lag ik nog een tijdje te denken. Ben even uit beeld omdat Lot zich niet happy voelde. Lastig...
Wat nu als Gerben aanstalten zou maken om Margot het hof te maken? Dan hadden we nieuw probleem. Wat zou Margot dan doen? Hoe zou Lot reageren? Verdorie, wat een toestand...
Ruw draaide ik me om. Slapen, Kees. Jij kunt er nu niets aan doen, dat ligt bij Joline. Die is daar veel beter in.
Nu loslaten, morgen zien we verder... Ik keek op mijn horloge: vijf over negen. In feite nog lang geen bedtijd, maar de fysieke inspanning van vandaag liet mijn lichaam wat anders zeggen. Ik deed mijn ogen dicht en ontspande...
Volgende deel: Mini - 256