Klik hier voor meer...
Donkere Modus
Door: Leen
Datum: 09-02-2025 | Cijfer: 9.9 | Gelezen: 434
Lengte: Lang | Leestijd: 31 minuten | Lezers Online: 1
Trefwoord(en): Flashen, Kleine Borsten, Naakt, Piercing, Romantiek, Tattoo, Verlangen,
Koude Adem Van Het Verleden
7 januari 2015 - Bij Marie thuis, Parijs.

WOLF

Marie opent de deur van haar stulpje en kijkt me vluchtig aan, alsof ze mijn reactie probeert te peilen. "Groot is het niet," zegt ze zachtjes, bijna verontschuldigend. "Maar het is alles wat ik heb. Voor mij is dit het enige plekje waar ik mezelf kan zijn. Let niet op de rommel, ik ben hier geen bezoek gewoon." Ze houdt de deur verder open, een uitnodiging om binnen te komen. Ik stap naar binnen en laat mijn blik door haar studio glijden. Het is klein, kleiner dan ik had verwacht, en inderdaad chaotisch. De ruimte voelt benauwd, alsof de muren dichter bij elkaar staan dan nodig is. Toch is er iets intiems, iets levendigs aan deze plek, alsof het een verlengstuk van haar persoonlijkheid is. Het lijkt alsof de kamer ademt, doordrenkt is met haar aanwezigheid, alsof elke vergeten mok of achteloos achtergelaten trui iets over haar vertelt.
Ik kijk om me heen. De kookplaat in de hoek ziet eruit alsof hij al dagen niet is gebruikt. Vetspatten en kruimels getuigen van haastig gekookte maaltijden of misschien gewoon verwaarloosde opruimklusjes. Het minikoelkastje ernaast bromt zachtjes, als een trouwe maar vermoeide metgezel in haar leven. Op het smalle aanrecht ernaast staat een eenzame vuile kom, het enige bewijs dat hier af en toe gegeten wordt. Het enige echte meubelstuk in de kamer is een versleten slaapbank. De stof ervan is grauw en de kussens zijn ingedeukt en hangen een beetje scheef, alsof ze al jaren dienstdoen zonder vervanging. Naast de bank, op de grond, staat een oude stereo-installatie. Er liggen stapels cd’s omheen, sommige zonder hoesje, willekeurig verspreid alsof ze er achteloos neergegooid zijn.

Mijn ogen blijven hangen op het raam, of beter gezegd, op wat er doorheen te zien is. Het glas is bewasemd door de vochtige lucht binnen, beslagen met vage patronen die langzaam vervagen en weer verschijnen. Maar ondanks de waas herken ik de contouren van het kerkhof daarachter. Een huivering trekt door me heen, ijl en onwillekeurig, alsof de kilte van de zerken door het raam heen kruipt en mijn huid streelt. Het grafveld lijkt eindeloos, een zee van donker marmer en scheve kruisen die opgaan in de mist, en even lijkt het alsof de schimmen van de nacht zich ertussen verstoppen. Ik dwing mezelf weg te kijken, maar het gevoel blijft hangen—die onbestemde aanwezigheid, dat beklemmende besef dat sommige dingen nooit echt slapen.
Ik concentreer mijn aandacht op het houten tafeltje dat voor het raam staat. Het meubel is verweerd, met krassen die jaren van gebruik verraden. Daarop staat een theekopje, halfleeg. Het porselein is gebarsten en er loopt een scheur van het oortje naar de bodem. Een donkere ring van thee siert het schoteltje, als een fossiel van een moment dat lang geleden voorbij is. Ernaast ligt een oud boek, met de kaft gesleten en de hoeken omgeslagen. Een gele, gevouwen brief fungeert als bladwijzer, half uit het boek gevallen. De pagina's zijn vergeeld en er staan aantekeningen in de marges, geschreven in een haast onleesbaar handschrift.

Tegen de muur aan de andere kant, staat een houten rekje, volgestouwd met boeken. De stapels zijn slordig, sommige scheefgezakt alsof ze elk moment kunnen omvallen. Een kaarsje, half opgebrand, staat op de rand van een plank, naast een schamel bundeltje schriftjes en pennen. Marie haar kleding ligt verspreid over de vloer: een paar truien, een shirt, een gescheurde spijkerbroek. Een grote, zwarte sporttas ligt in de hoek, opengeklapt, met een wirwar van kledingstukken erin gepropt. Het lijkt haar enige vorm van kleerkast te zijn, en de inhoud ervan straalt net zoveel wanorde uit als de rest van de kamer. De witgeverfde muren zijn sober, bijna kaal, op één uitzondering na. Aan de muur boven de slaapbank hangt een grote poster van Pulp Fiction. De kleuren zijn vervaagd, en de hoeken zijn gekreukt, maar het beeld van Uma Thurman met haar sigaret en boek blijft intrigerend. Het lijkt te passen bij Marie’s karakter: rebels, ongrijpbaar, misschien een beetje nostalgisch.

Marie pakt haar jas van de vloer en smijt hem achteloos in de hoek. "Ik weet het," zegt ze. "Het is een zootje, maar het is mijn zootje." Haar stem klinkt bijna uitdagend, alsof ze me uitdaagt om er iets van te zeggen.
Ik glimlach naar haar. "Het past bij je," zeg ik eerlijk. En dat is het ook. Dit kleine, rommelige studiootje is niet zomaar een woonplek. Het is een weerspiegeling van Marie: complex, levendig, chaotisch en vol verhalen die wachten om verteld te worden.

"Ik ga douchen," zegt Marie terwijl ze een haarlok achter haar oor strijkt en over haar schouder naar me kijkt. "Zet je even op de bank, maak het je gemakkelijk. Drank vind je in de koelkast. Doe alsof je thuis bent." Ze verdwijnt achter een gordijn dat haar badkamer scheidt van de rest van de studio. Het woord thuis blijft in mijn gedachten nazinderen. Thuis. Het klinkt zo eenvoudig, maar voor mij voelt het als iets onbereikbaars. Ik laat mezelf op de versleten slaapbank zakken, de veren piepen zachtjes onder mijn gewicht. Terwijl ik voor me uit staar, voel ik een bekende leegte omhoog kruipen, zoals een koud, ongrijpbaar mistgordijn. Voor de buitenwereld ben ik Wolf, de succesvolle zakenman die half Europa afreist om bij klanten grote contracten binnen te halen. Ik draag maatpakken, geef stevige handdrukken, en steek een dure sigaar op als een deal wordt beklonken. Maar dat is slechts een façade. De realiteit is een schim van wat ik ooit was. Het reizen is niets meer dan een vlucht. Een vlucht voor de kwelling die me na de dood van mijn vrouw Barbara nu al bijna twee jaar achtervolgt. Ik staar naar mijn handen, mijn vingers verstrengeld. Is dat de reden waarom ik hier ben? Waarom ik ben meegegaan met deze vreemde vrouw? Ik ken haar nauwelijks. Haar naam, haar glimlach en haar raadselachtige woorden zijn alles wat ik heb. Maar misschien is dat genoeg. Misschien is het alternatief – eenzaam naar mijn glas staren in de bar van mijn hotel – nóg ondraaglijker.

Ik sluit mijn ogen en laat mijn hoofd tegen de rugleuning zakken. In plaats van rust voel ik een golf van verdriet over me heen spoelen. De herinneringen aan Barbara zijn vlijmscherp, alsof ze me niet willen loslaten. Ik zie haar lach, hoor haar stem, voel de warmte van haar aanwezigheid. Maar het is allemaal weg. Mijn adem stokt en mijn borst voelt alsof er een zware steen op rust. Ik kan het niet meer. Ik spring overeind en begin heen en weer te ijsberen door de kleine ruimte. De rommel op de vloer dwingt me mijn passen te vertragen, alsof zelfs dat me wil tegenhouden.

Ik blijf voor het boekenrek staan. De boeken zijn gehavend, met ezelsoren en gescheurde ruggen, maar het lijken geen oude, verwaarloosde exemplaren. Nee, dit zijn boeken die gelezen, herlezen en gekoesterd worden, als een bron van troost. De boekenkast is een bonte verzameling van kennis en creativiteit. Filosofische werken liggen naast spannende historische romans, en fantasy-epossen naast biografieën van rebelse muzikanten. Een versleten biografie van Jim Morrison fungeert als middelpunt, omringd door krantenknipsels, foto's en aantekeningen. Het boek trekt onmiddellijk mijn interesse, want tussen de bladzijden bevinden zich talloze krantenknipsels. Sommige zijn zorgvuldig uitgesneden en ingeplakt, andere zijn losjes tussen de pagina's geschoven. De krantenknipsels betreffen een breed scala aan onderwerpen, van Morrisons optredens en interviews tot artikelen over de cultuur van de jaren zestig. Er zijn foto's van Morrison toegevoegd, zowel professioneel als amateuristisch, die een intiemere blik geven op zijn leven. Maar het zijn niet alleen de krantenknipsels die het boek zo bijzonder maken. Marie heeft ook aantekeningen gemaakt in de marges, gedichten geschreven op losse velletjes papier en zelfs kleine tekeningen gemaakt die haar interpretatie van Morrisons werk weergeven. Het boek is een levende, ademende entiteit, voortdurend in ontwikkeling. Fronsend bekijk ik alles. Het is duidelijk dat dit boek belangrijk is voor Marie, al begrijp ik niet waarom.

Ik leg het boek terug op de plank en laat mijn blik opnieuw door de ruimte gaan. Het volgende dat mijn aandacht trekt is de stereo-installatie naast de bank. Een verzameling slordig neergegooide cd’s ligt eromheen, een chaos die perfect aansluit bij de rest van de kamer. Ik hurk neer en begin door de stapel te graaien. Mijn vingers glijden over namen die herinneringen oproepen aan vervlogen tijden. Nirvana, Led Zeppelin, Metallica... En dan valt mijn oog op Iron Maiden. Zonder lang na te denken kies ik die cd, alsof ik de behoefte voel om iets luidruchtigs, iets rauws, iets levends te horen. Ik steek de cd in de speler en druk op play. Een paar tellen later vult de ruimte zich met de iconische gitaren en krachtige stem van Bruce Dickinson. Run to the hills, run for your life... schalt het door de kamer. De muziek voelt als een wake-up call, een schreeuw tegen de leegte die me achtervolgt. Run for your life, heb ik dat net niet moeten doen? Het voelt onwerkelijk, als in een droom. Ik zet het volume een tikkeltje harder, alsof ik daarmee mijn gedachten kan overstemmen. De ruwe energie van het nummer vult niet alleen de kamer, maar ook mij. Ik voel mijn hart sneller kloppen, niet door verdriet deze keer, maar door een haast ongecontroleerde adrenaline.

Achter me hoor ik het geluid van stromend water stoppen. Het gordijn beweegt, en Marie steekt haar hoofd om de hoek. Haar haren druipen en ze heeft een handdoek om haar lijf geslagen. Ze kijkt me verbaasd aan. "Iron Maiden?" vraagt ze met een scheve glimlach.
Ik kijk naar haar en haal mijn schouders op. "Ik had iets nodig," zeg ik, terwijl ik een halve glimlach probeer te forceren. "Iets om niet aan alles te denken."
Marie komt dichterbij, haar blote voeten maken nauwelijks geluid op de houten vloer. Ze kijkt me aan met diezelfde nieuwsgierige blik die ik eerder zag, alsof ze mijn ziel probeert te lezen. "Run for your life, hè?" zegt ze zachtjes, terwijl haar mondhoeken omhoog krullen. "Misschien doe je dat al te lang, Wolf."
Haar woorden raken me dieper dan ik wil toegeven. Maar voor nu zeg ik niets. Ik laat de muziek het werk doen, en in haar aanwezigheid voelt de leegte – al is het maar voor een moment – iets minder allesomvattend.
Marie komt rustig naast me zitten op de versleten slaapbank. Ze laat zich nonchalant achterover zakken, haar natte haren een beetje warrig over haar schouders. Haar hand rust zachtjes op mijn bil, een subtiele maar onmiskenbare aanraking die mijn aandacht meteen naar haar trekt.
"Wil je er niet over praten?" vraagt ze, haar stem warm en uitnodigend, maar met een ondertoon van voorzichtigheid.
Ik schud mijn hoofd. "Nee," antwoord ik kortaf. Mijn blik dwaalt af naar het raam. De lucht lijkt zwaarder dan normaal, alsof de gebeurtenissen van eerder ons nog steeds omringen. Marie is echter niet zo makkelijk af te leiden. Ze haalt diep adem, leunt iets naar voren, en vervolgt:
"Waar ik het wél over wil hebben, is wat er gebeurd is op het kerkhof."
Ik draai mijn hoofd en kijk haar strak aan. "De kus?" vraag ik, terwijl ik probeer te peilen wat er in haar gedachten omgaat. Haar ogen verraden niets; ze blijven mysterieus en onderzoekend.
"Niet alleen dat," zegt ze, terwijl ze haar hoofd een beetje schudt en een speelse glimlach laat zien. "Maar ook daarna. Het amulet dat je hebt meegenomen."
Bij het horen van die woorden verstijven mijn spieren. Ik voel instinctief naar mijn jaszak, waar het amulet nog steeds verborgen zit. Hij voelt zwaar, zwaarder dan hij in werkelijkheid zou moeten zijn. Het koude metaal lijkt bijna een eigen wil te hebben, alsof het pulseert met een onzichtbare kracht.

"Wat is er met dat ding?" vraag ik, terwijl ik mijn stem laag houd om mijn onrust te verbergen. "Het is gewoon een hanger. Een oud relikwie, niets meer." Mijn eigen woorden klinken niet overtuigend, zelfs niet in mijn eigen oren.
Marie zucht diep en kijkt me indringend aan. "Wolf, dat is geen 'gewoon' relikwie. Het amulet... Je had het daar moeten laten." Haar stem is vastberaden, maar er is ook een zweem van angst in te horen.
"Gevaarlijk?" vraag ik met een geforceerde grijns, terwijl ik probeer de spanning te breken. "Kom op, Marie. Het is gewoon een stuk metaal met een paar woorden erop."
"SATOR, AREPO, TENET, OPERA, ROTAS," somt ze langzaam op, terwijl ze naar me toe buigt. Haar stem klinkt bijna hypnotiserend, alsof ze een oude spreuk reciteert. "Het is een magisch kwadraat. Een van de oudste en meest mysterieuze symbolen die er bestaan. Dat ding staat bekend om zijn connecties met de dood... en met krachten waar je niets van begrijpt."
Ik voel een koude rilling over mijn rug lopen, alsof de lucht om ons heen plotseling ijziger wordt. "Hoe weet jij dit allemaal?" vraag ik met een mengeling van achterdocht en nieuwsgierigheid.
Marie kijkt weg en bijt kort op haar lip. "Ik weet meer dan je denkt, Wolf. Maar daar gaat het nu niet om. Het gaat erom dat je dat ding nooit had moeten aanraken. Vanaf het moment dat je het hebt opgepakt, zijn we verbonden met iets wat we niet kunnen zien, maar wat ons wel kan zien."

Ik slik moeizaam. Haar woorden doen iets met me, maar ik weiger toe te geven aan de angst die aan me knaagt. "Wat stel je dan voor?" vraag ik, mijn stem iets harder dan ik bedoelde. "Teruggaan en het terugleggen op dat graf? Net doen alsof er niets is gebeurd?"
Marie schudt langzaam haar hoofd. "Nee. Teruggaan is geen optie meer. De energie die je hebt losgemaakt, kan niet zomaar teruggestopt worden. Wat we wel kunnen doen, is proberen te begrijpen wat het wil... en hoe we het kunnen overleven."
"Overleven?" Mijn stem slaat over, en ik voel hoe mijn hartslag versnelt. "Waar heb je het in godsnaam over, Marie?"
Ze buigt zich naar me toe, haar hand nu stevig op mijn bovenbeen. Haar gezicht is zo dichtbij dat ik de geur van zeep en rook inadem. "Wolf," fluistert ze, haar stem laag en vol ernst, "dit is nog maar het begin. Wat je hebt meegenomen, zal ons blijven achtervolgen. Het amulet bindt niet alleen de levenden, maar ook de doden. Vanaf nu moeten we elke stap zorgvuldig zetten... anders worden we de volgende die hun naam op dat kerkhof achterlaten."
Ik voel mijn adem stokken en kijk haar met grote ogen aan. Haar woorden zijn zo concreet, zo zeker, dat ik me realiseer dat er geen ruimte is voor twijfel. Dit is geen spel. Het amulet dat in mijn jaszak rust, is meer dan een object – het is een last, een vloek die ons nu omringt. Maar in plaats van de paniek toe te laten, voel ik iets anders in me groeien. Een mix van nieuwsgierigheid, wanhoop, en... vastberadenheid. "Oké," zeg ik uiteindelijk, terwijl ik haar hand van mijn been pak en stevig vasthoud. "Als dit echt zo serieus is als jij zegt, wat is dan de volgende stap?"
Marie kijkt me lang en intens aan, haar blik een mengeling van angst en vertrouwen. "De volgende stap," zegt ze zacht, "is om te begrijpen wat het amulet wil... voordat het ons helemaal opslokt."

Het is stil. Een stilte die zwaar is, bijna tastbaar, en die een ongemakkelijke spanning met zich meebrengt die ik niet helemaal kan thuisbrengen. Mijn gedachten tollen rond, elk idee, elke vraag die in me opkomt, schiet als een wervelwind door mijn hoofd. Hoe ben ik hierin terechtgekomen? Hoe is dit allemaal begonnen? Is dit wat mensen die elkaar nog maar pas kennen doen? We zouden hier moeten zitten, ontspannen, elkaar diep in de ogen kijken en genieten van de simpele, rustige momenten van een eerste kennismaking. Elkaar aftasten, de ander leren kennen. In plaats daarvan praten we over iets dat zo ver van de realiteit afstaat – een amulet, een mysterie dat als een deken over de lucht in deze kleine kamer lijkt te hangen. Hier zitten wij, gevangen in een gesprek dat dieper lijkt te gaan dan wat ik ooit had verwacht. Het is alsof we een ongeschreven regel overtreden, een soort van onzichtbare code die zegt dat je het bij een eerste ontmoeting over koetjes en kalfjes hebt.

Mijn maag rommelt, een pijnlijke herinnering aan de uren die ik al zonder eten heb doorgebracht, verloren in deze bizarre situatie waarin ik me nu bevind. "Zullen we anders eerst even wat gaan eten?", ontsnapt er plotseling uit mijn mond. "Ik sterf van de honger." Ik probeer het luchtig te brengen, maar ik kan de onderliggende spanning in mijn stem niet verbergen. Het klinkt als een rare onderbreking van alles wat er speelt, maar tegelijkertijd voelt het als een noodzakelijke pauze, een adempauze in een gesprek dat me dreigt te overspoelen. Misschien is het precies wat we nodig hebben. Even de zwaarte van het amulet vergeten en gewoon even mens zijn.
Marie kijkt me onderzoekend aan, er schuilt een scherpheid in haar blik. "Eten?" zegt ze met een opgetrokken wenkbrauw. "Jij denkt op dit moment aan eten?"
Ik laat een korte, ongemakkelijke lach ontsnappen. "Het is niet omdat we vastzitten in een mysterieuze situatie dat mijn maag stopt met grommen."
Marie zucht, maar ook haar lippen krullen toch een beetje omhoog. Ze staat op van de bank en kijkt me aan. "Oké, prima. Jij hebt gelijk. Een beetje normaal doen kan geen kwaad. Wacht even, ik kleed me aan.”
En terwijl ze deze woorden uitspreekt, laat Marie haar handdoek vallen. Voor een fractie van een seconde lijkt de tijd stil te staan. Haar naaktheid is zowel ontwapenend als onwerkelijk. Mijn blik kan haar lichaam niet verlaten, hoezeer ik ook probeer. Mijn mond voelt kurkdroog, mijn ademhaling versnelt, en mijn hart bonkt als een wild beest tegen mijn ribben. Ik neem haar in me op, stuk voor stuk. Haar hals, rank en verfijnd, lijkt gemaakt om gekust te worden. Haar kleine, ronde borstjes trekken mijn aandacht met een mix van tederheid en verleiding, haar tepelpiercing glinstert uitdagend in het schemerlicht van de studio. Mijn blik dwaalt verder naar beneden, naar haar platte buik, waar haar huid zich soepel lijkt te strekken over haar fragiele frame. En dan zie ik het – de tattoo net boven haar venusheuvel. Een subtiele, sierlijke afbeelding van een roos, alsof het een geheim symboliseert dat alleen voor haar bestemd is. Ze is klein en mager, ja, maar haar fragiele uitstraling contrasteert met een zekere ruwe kracht. Het is alsof ze een paradox belichaamt: stoer, maar tegelijkertijd kwetsbaar. Dat maakt haar alleen maar onweerstaanbaarder. Ik voel een intense golf van opwinding door me heen trekken, en mijn lichaam reageert onmiddellijk, bijna oncontroleerbaar.

Marie stapt langzaam dichterbij, haar voeten geruisloos over de vloer, totdat ze vlak voor me staat. Haar ogen ontmoeten de mijne, en ze glimmen van iets wat ik niet helemaal kan plaatsen – verlangen, uitdaging, misschien zelfs een vleugje speelsheid. Ze tilt haar hand op, haar vingers raken zachtjes mijn wang aan, en voordat ik iets kan zeggen of doen, drukt ze haar lippen op de mijne.
De kus is anders dan eerder op het kerkhof. Die was impulsief, rauw, geboren uit een moment van adrenaline. Deze is bedachtzaam, diep en doordrenkt met een gevoel van overgave. Haar lippen zijn zacht, warm, en haar geur vult mijn zintuigen – een mix van shampoo en iets puur eigens. Haar naakte lichaam tegen het mijne doet mijn huid tintelen van verlangen, en ik verlies mezelf in haar aanraking. Ik wil haar nog dichter tegen me aandrukken, haar volledig voelen, maar tegelijkertijd lijkt een deel van me bevroren, overrompeld door de intensiteit van het moment. Haar vingers glijden naar mijn nek, en ik voel hoe ze zich iets tegen me aan vleit, haar kleine, kwetsbare frame verrassend krachtig in de manier waarop ze me vasthoudt. Het voelt alsof de wereld buiten ons is verdwenen. Geen kerkhof, geen amulet, geen gillende spoken. Alleen zij en ik, hier en nu. En voor het eerst in lange tijd voel ik me volledig aanwezig in een moment, hoe surrealistisch het ook is.

Mijn hand glijdt instinctief door Marie's haren, zacht en delicaat, alsof ik bang ben dat ze zal verdwijnen als ik haar te stevig vastpak. Het moment voelt intiem, bijna etherisch, en terwijl ik haar diep in de ogen kijk, gebeurt er iets onverwachts. In plaats van Marie zie ik plots Barbara – haar zachte blik, haar warme glimlach, haar gezicht dat ik al zo lang mis. Het is zo levensecht dat mijn adem stokt en mijn hoofd begint te tollen. Mijn hele lijf staat in brand. Een onmogelijke mix van verlangen, verdriet, en verwarring overspoelt me. Het beeld van Barbara is als een pijnlijke droom die ik koste wat kost wil vasthouden, zelfs al weet ik dat het me verscheurt. Ik trek Marie dichter tegen me aan, mijn armen stevig om haar heen geslagen, en sluit mijn ogen in een wanhopige poging Barbara bij me te houden, al is het maar in mijn verbeelding. Het voelt alsof ik haar opnieuw in mijn armen heb, alsof ze terug is, heel even.
“Barbara,” fluister ik bijna onhoorbaar. Mijn stem breekt, en ik weet niet of Marie het heeft gehoord, maar ik hoor het zelf luid en duidelijk. De naam voelt als een splinter in mijn hart. “Ik laat je nooit meer gaan,” beloof ik. Het zijn woorden die uit mijn diepste verlangen voortkomen, maar ze zijn niet bedoeld voor Marie. Ze zijn voor Barbara, voor de vrouw die ik verloor, de vrouw die ik nog steeds liefheb en mis met elke vezel van mijn wezen. De wanhoop en het gemis die ik zo lang heb proberen te onderdrukken, barsten weer naar de oppervlakte als een onstuitbare vloedgolf.

Plotseling word ik me weer bewust van het heden, van de realiteit. De discrepantie tussen mijn herinneringen en wat er nu gebeurt, snijdt door me heen als een mes. Mijn ogen schieten open, en ik duw Marie abrupt van me af, alsof ik afstand moet creëren tussen mezelf en de emotionele chaos die ik zojuist heb losgelaten. Marie kijkt me aan, haar ogen groot en vragend, gevuld met een mengeling van verwarring, kwetsbaarheid en misschien zelfs een beetje pijn. “Wat is er?” vraagt ze, haar stem zacht, maar doordrenkt van onzekerheid.
Ik open mijn mond om iets te zeggen, om uit te leggen wat er in me omgaat, maar de woorden blijven steken in mijn keel. Hoe kan ik haar uitleggen dat het niet haar kus was, niet haar aanraking, maar de schaduw van iemand anders die mijn hart in vuur en vlam zette? Hoe kan ik haar duidelijk maken dat ik niet tegen háár ben, maar tegen mijn eigen demonen?
Marie blijft me aankijken, haar blik gevuld met onzekerheid en een vleugje verdriet. Haar ogen zoeken antwoorden, maar ik weet dat ik die haar nu niet kan geven. Ze heeft recht op de waarheid, dat besef ik, maar die waarheid voelt als een wond die nog te rauw is om te delen.
"Wie is Barbara?" vraagt ze, zachtjes, bijna alsof ze bang is het antwoord te horen. Haar stem trilt een beetje, en haar gebruikelijke bravoure lijkt verdwenen. Ze lijkt kwetsbaarder dan ooit, en dat breekt me. Ik schud mijn hoofd, mijn blik gericht op de vloer, alsof die me de kracht kan geven om deze confrontatie aan te gaan. Maar de woorden blijven steken in mijn keel, verstikt door een mengeling van pijn, schuldgevoel en angst. Mijn handen beven licht, en ik bal ze tot vuisten om mezelf onder controle te krijgen.

"Sorry," fluister ik uiteindelijk, nauwelijks hoorbaar. Het voelt als een armzalige reactie op haar vraag, een schamele poging om haar nieuwsgierigheid te sussen zonder mezelf bloot te geven. Maar het is alles wat ik nu kan opbrengen.
Marie kantelt haar hoofd, haar blik blijft op me gericht, zoekend naar een barst in mijn muur van stilte. "Je hoeft het me niet te vertellen," zegt ze uiteindelijk, haar stem voorzichtig en minder confronterend dan ik had verwacht. "Maar wat het ook is, Wolf... het lijkt je pijn te doen. En ik wil niet degene zijn die die pijn erger maakt."
Ik kijk op, verrast door haar woorden. Haar begrip raakt me meer dan ik wil toegeven. Het maakt haar anders, anders dan de mensen die proberen je open te breken uit nieuwsgierigheid of hun eigen ego. Marie probeert me niet te forceren, en toch voel ik de zwaarte van haar blik als een stille aansporing om eerlijk te zijn.
"Het is ingewikkeld," mompel ik uiteindelijk, niet wetend hoe ik moet beginnen. "Barbara... ze..." Mijn stem breekt en ik slik om de emotie weg te duwen die in mijn keel opwelt.
Marie blijft stil, maar haar aanwezigheid voelt als een baken in de storm. Ze oordeelt niet, dringt niet aan. Ze wacht gewoon, alsof ze begrijpt dat sommige waarheden tijd nodig hebben om verteld te worden. En misschien, heel misschien, kan ik haar ooit alles vertellen. Maar nu nog niet. De woorden die ik zoek, blijven diep in mijn gedachten verborgen, alsof ze bang zijn om het licht te zien. Marie lijkt dit te beseffen. Ze observeert me aandachtig, haar blik is zacht en begripvol. Ze respecteert mijn stilte, mijn aarzeling. Ze lijkt de onzichtbare muren om me heen te zien en geeft me de ruimte om ze in mijn eigen tempo af te breken. Ze is geduldig, heel geduldig. Ze wacht, met een geduld dat ik bewonder en tegelijkertijd een beetje beangstigend vind. Want wat als ik nooit klaar ben om te praten? Wat als de woorden voor altijd in mijn hoofd opgesloten blijven?
Na een tijdje, die aanvoelt als een eeuwigheid, lijkt Marie te begrijpen dat ik vandaag niet over mijn verleden zal praten. Ze laat het onderwerp rusten, zonder een spoor van frustratie of teleurstelling. Ze verandert het gespreksonderwerp op een natuurlijke manier, alsof er niets is gebeurd.
“Zullen we een hapje gaan eten?” vraagt ze uiteindelijk. Haar stem is warm en vriendelijk, zonder enige druk of verwachting. Het is een simpele vraag, maar het doorbreekt de zware stilte die ons omringt.
Ik knik ‘ja’. Het is het enige woord dat ik op dit moment kan uitbrengen.
“Bedankt,” fluister ik. Ik ben dankbaar voor haar geduld, haar begrip, haar aanwezigheid. Ze heeft me niet veroordeeld om mijn stilte, ze heeft me niet gedwongen om iets te delen wat ik nog niet klaar voor ben. Ze is er gewoon, als een steunpilaar in de chaos van mijn gedachten. Ik besef hierdoor hoe speciaal ze is. Ze is niet alleen geduldig, maar ook begripvol en respectvol. Ze dringt niet aan, maar geeft me de ruimte om mijn eigen tempo te bepalen. Ze is een baken van rust in de storm van mijn gedachten.
Ik trek haar stevig tegen me aan en begraaf mijn gezicht in haar haar. De geur van haar shampoo vermengt zich met de geur van haar huid, een troostende combinatie die me even doet vergeten waar ik ben en wat er allemaal is gebeurd. Ik begin zachtjes te snikken, kleine, stille snikken die ontsnappen aan mijn controle. Marie houdt me stevig vast, haar armen om me heen geslagen als een beschermende cocon. Ze zegt niets, ze laat me gewoon huilen. Ze weet dat woorden nu niet nodig zijn, dat mijn snikken genoeg zeggen. Ze begrijpt dat ik even mijn emoties de vrije loop moet laten, dat ik even mijn masker moet laten vallen. Na een tijdje maak ik me los uit onze omhelzing. Ik kijk haar aan. Mijn ogen zijn vochtig en mijn neus is rood, maar ik voel me opgelucht, alsof er een last van mijn schouders is gevallen. "Marie..." begin ik, maar ik vind de woorden niet. Hoe bedank je iemand omdat ze er gewoon is voor je?
Marie glimlacht zachtjes, haar ogen stralen warmte en begrip uit. Ze knijpt even in mijn hand, een kleine, troostende aanraking die meer zegt dan duizend woorden. "Je hoeft niets te zeggen," zegt ze met een zachte stem. "Ik weet wat je bedoelt." Ik knik en glimlach terug, een dankbare glimlach die vanuit het diepst van mijn hart komt. "Bedankt," fluister ik opnieuw.

---

Dit verhaal verscheen eerder onder andere vorm, maar werd intussen volledig herschreven. Laat zeker weten wat je ervan vindt, dat waardeer ik enorm.
Geef dit verhaal een cijfer:  
5   6   7   8   9   10  
Klik hier voor meer...
Klik hier voor meer...