Door: Jefferson
Datum: 28-02-2025 | Cijfer: 9.3 | Gelezen: 801
Lengte: Lang | Leestijd: 19 minuten | Lezers Online: 1
Lengte: Lang | Leestijd: 19 minuten | Lezers Online: 1
Vervolg op: De Vriendengroep - 138: De 'blijvende' Routine
Twee Blondines, Twee Blikken, Één Reden
De dag is routineus verlopen, maar ergens in de achtergrond voel ik een onzichtbare spanning hangen. Een onderhuidse elektriciteit die ik niet kan plaatsen.
Misschien is het de ochtend met Kamila. Misschien is het haar fluistering aan de deur.
"Er wacht iemand op je."
Die zin blijft rondspoken in mijn hoofd terwijl de uren verstrijken. De winkel is drukker dan normaal. Bekende gezichten komen en gaan. Klanten praten over het gure weer, over de naderende feestdagen, over hun vaste bestelling die ze weer willen inslaan.
Maar mijn gedachten blijven ergens anders hangen.
En dan, tegen het einde van de middag, gaat de deurbel.
De koude buitenlucht stroomt naar binnen als de deur opengaat, en twee figuren staan in de deuropening.
Twee blondines.
Ze stappen naar binnen, de deur sluit achter hen, en ze kloppen hun dikke jassen af. Eke en Willemijn.
Mijn blik glijdt over hen terwijl ze hun jassen losknopen. En ik zie het meteen.
Ze hebben zich uitgesloofd.
Niets overdreven. Subtiel. Maar onmiskenbaar.
Willemijns haar zit nét iets voller, haar wangen lijken wat warmer, en haar lichte, strakke trui legt perfect het accent op haar borsten.
Eke… Eke ziet er zachter uit dan normaal. Alsof ze haar twijfel van de afgelopen maanden van zich heeft afgeschud en zich bewust is van wat ze wil. Wat dat ook mag zijn. Haar lippen lijken nét iets glanzender, haar blik wat helderder, en haar hand strijkt langs haar heup alsof ze zich er bewust van is dat ik kijk.
Ze lachen naar me. Allebei.
En dat is het moment dat ik het besef.
Ze kijken me allebei op dezelfde manier aan.
Verliefd. Verlangend. Onbewust.
En ze lijken het van elkaar niet door te hebben.
Mijn hart bonkt in mijn borstkas terwijl ze naar me toe lopen.
"Hier zijn ze dan."
"En ze zijn hier niet zonder reden."
De stilte hangt even in de lucht nadat ze hun jassen hebben uitgetrokken. Twee prachtige vrouwen, elk op hun eigen manier, en allebei op een manier naar me kijkend die ik maar al te goed herken.
Maar ik weet dat ik niet voor die spanning hier ben. Niet nu, niet op dit moment.
Ik laat mijn blik van Willemijn naar Eke glijden en dwing mezelf om de woorden uit te spreken die ik ze hier heb laten brengen.
"Ik heb jullie met een reden gevraagd," begin ik, terwijl ik met mijn handen op de toonbank leun. "Al is het misschien niet de reden die jullie in gedachten hadden."
Eke’s blik flikkert kort, een snelle emotie die ze niet helemaal weet te verbergen. Ze had iets anders verwacht.
Zelfs ik kan nog wel een paar andere redenen verzinnen waarom ik deze twee bloedmooie, refo-meisjes zou uitnodigen.
Maar nu? Nu draait het om iets anders.
"Ik ga weg."
Het is eruit. De woorden vallen als een steen in het stille water van de ruimte.
Ik zie hoe Willemijn’s mond een beetje opengaat, hoe haar rug zich rechter trekt alsof ze zich schrap zet. Maar het is Eke die het meest geraakt wordt.
Haar lippen persen zich samen, haar handen klemmen zich steviger om de rand van de toonbank. De emotie in haar blik raakt me.
"Wat?" haar stem is zacht, alsof ze het niet helemaal wil geloven.
"Niet voorgoed," haast ik me te zeggen. "Maar voor langere tijd."
De stilte die volgt is moeilijk. Ik wil niet dat ze dit verkeerd opvatten. Maar vooral… ik wil niet zien hoe dit Eke raakt.
Willemijn is de eerste die reageert. Praktisch. Altijd logisch.
"Waarheen?" vraagt ze, haar blik scherp.
"Voorlopig nog geen definitieve bestemming," zeg ik. "Maar ik wil weg. Even weg van Ameland. Even weg van alles hier."
Eke knippert een paar keer, alsof ze haar gedachten probeert te ordenen. "Maar... waarom?"
Ik kijk haar aan, en ik weet dat ik haar een eerlijk antwoord schuldig ben. Ik wil verder. Kamila wil verder. Het leven hier is… stilstaand.
Maar in plaats daarvan zeg ik: "Omdat het tijd is."
Ik zie hoe ze dat probeert te verwerken.
"En wij?" vraagt Willemijn dan, direct, helder. "Waarom zijn wij hier?"
Ik adem diep in. Tijd voor zaken.
"Ik wil dat jullie de winkel deels overnemen terwijl ik weg ben," zeg ik, en ik zie hoe hun ogen groter worden. "Jullie kennen de zaak. Jullie kennen de klanten. En ik vertrouw jullie."
Willemijn en Eke wisselen een blik.
"Maar… dat kunnen we toch niet zomaar doen?" vraagt Eke aarzelend.
Ik knik. "Niet officieel. Jullie missen de papieren om het volledig over te nemen. Maar…"
Ik laat even een stilte vallen. "Ik heb met je vader gesproken, Eke."
Haar ogen worden groot. "Mijn vader?"
"Ja," bevestig ik. "Hij wil een oogje in het zeil houden. En… hij heeft connecties. Hij kan ervoor zorgen dat dit op een akkoordje gegooid wordt."
Eke kijkt weg, even diep in gedachten. Willemijn is degene die als eerste knikt.
"Dat klinkt… redelijk," zegt ze langzaam. "Als hij ervoor kan zorgen dat alles soepel loopt, kunnen we het proberen."
Ik knik. "Jullie hoeven dit niet te doen. Maar als jullie willen, dan is het een kans."
Mijn blik rust op Eke. Zij is degene die me zorgen baart. Haar blik is niet alleen onzeker. Er zit pijn in.
En ik vraag me af: is het omdat ik ga? Of omdat ze dacht dat ik haar om een heel andere reden hier had gevraagd?
Ik wacht op haar antwoord. En ik voel dat dit nog niet het einde van het gesprek is.
Ik leun tegen de toonbank en laat mijn blik over hen glijden. Dit voelt goed. Ergens voelt dit goed. Maar het is ook dubbel, natuurlijk.
Niet alleen het idee dat ik iets achterlaat op Ameland, maar hoe ik het achterlaat.
Ik had het simpelweg kunnen afsluiten. De deur op slot kunnen draaien en alles voor een tijd kunnen vergeten. Maar dit? Dit is beter.
Het is verbonden blijven, ook als ik weg ben. En dat voelt belangrijk.
Ik zie hoe ze reageren. Twee totaal verschillende vrouwen, elk met hun eigen manier van omgaan met deze nieuwe realiteit.
Willemijn is nuchter. Denkt meteen praktisch. Kan dit? Hoe werkt het? Wat moet er geregeld worden? Haar hoofd is al bezig met de structuur, met de details, met hoe ze dit succesvol kunnen maken. Daarnaast had ik al wel iets laten doorschemeren. Ik en Willemijn waren niet meer intiem geweest, maar ze kwam nog steeds regelmatig langs.
Eke… Eke is anders.
Er is iets in haar houding dat me opvalt. Niet alleen acceptatie.
Bijna… opluchting. Al kan ik dat totaal niet plaatsen. Is ze blij dat ik wegga?
Alsof dit een kans is om iets goed te maken. Alsof dit haar manier is om het verleden een plek te geven, om zich toch weer deel te voelen van mijn wereld, terwijl ik juist vertrek. En dat raakt me meer dan ik wil toegeven. Ik laat in ieder geval iets tastbaars achter.
Ik glimlach naar hen. "Denk erover na," zeg ik. "Jullie hoeven niet meteen te beslissen. Maar ik zou het waarderen."
Willemijn knikt. "We regelen het wel." zegt ze vol vertrouwen. Zij is een absolute topper.
Eke bijt op haar lip, maar ik zie hoe ze langzaam haar hoofd buigt. "Ja… ik denk dat we het kunnen."
Ik zucht, voel een last van mijn schouders vallen. Dit was de juiste keuze.
Willemijn pakt haar jas en trekt die nonchalant over haar schouders. "Dan spreken we binnenkort ook wel af met mijn vader," zegt ze, alsof het de normaalste zaak van de wereld is. Zij werkte immers in de apotheek van de hare, en daar had ik niet mee overlegd. Eerst maar eens zien of ze het wilde, maar daar was ze duidelijk in.
Ik knik. "Graag."
Ze glimlacht even, gooit een laatste blik op Eke en op mij, en loopt dan naar de deur. Ze is weg.
En dan…
Eke blijft staan. Willemijn kijkt niet eens op of om. Die is weg.
Ik merk het meteen. De lucht in de ruimte verandert.
Ze zou ook moeten gaan, maar ze doet het niet. Haar vingers rusten tegen de rand van de toonbank, haar blik schiet even naar de deur, alsof ze haar kans afweegt.
En dan kijkt ze me aan. Lang. Te lang.
Mijn ademhaling vertraagt. Er is iets tussen ons. Iets wat niet weg is. Iets wat nooit weg zal zijn.
Onuitgesproken. Deze toonbank weet er alles van...
Haar lippen delen zich even, alsof ze iets wil zeggen. Maar dan niet.
Ik voel de spanning tussen ons opbouwen, voel hoe mijn lichaam erop reageert. Maar ik zeg niets.
Want wat valt er nog te zeggen?
En dan, uiteindelijk, na een paar seconden die veel te lang voelen, knikt ze kort, trekt haar jas aan en loopt naar de deur.
Geen woorden.
Geen uitleg.
Maar haar blik? Haar blik zegt alles.
Ze verdwijnt naar buiten, de gure wind in, en ik blijf achter. Willemijn stond al met de fiets klaar op haar te wachten.
Mijn hart bonst in mijn borstkas.
Wat was dát?
En waarom voelt het alsof dit nog niet voorbij is? Mijn gedachten gaan terug naar Kamila en haar vage boodschap. Dat kon niet met hen te maken hebben.
Het is tegen sluitingstijd wanneer de deurbel zachtjes rinkelt. Ik kijk op vanachter de toonbank, verwachtend dat het een late klant is, iemand die nog snel iets wil meenemen voor de avond.
Maar het is Eke.
Mijn ademhaling vertraagt. Dit had ik niet verwacht.
Ze staat daar, haar jas nog half open, alsof ze zich haastig naar binnen heeft geworsteld zonder er echt over na te denken. De gure avondlucht danst om haar heen, maar ze lijkt het niet te voelen. Haar blik is intens, zoekend, alsof ze vecht met zichzelf om hier überhaupt te zijn.
"Lucas," begint ze zacht.
Ik knik, sluit de kassa af en leun iets op de toonbank. Ik dwing mezelf haar rustig aan te kijken.
Maar dat is moeilijker dan het zou moeten zijn.
Ik had mezelf voorgenomen afstand te bewaren. Het verleden achter ons te laten. Maar nu ze hier voor me staat, zo dichtbij, kan ik niet anders dan haar opnieuw in me opnemen. Haar gezicht, haar blonde haar, haar ogen die zo helder lijken en toch zo ondoorgrondelijk.
Refo-meisjes als zij waren zeldzaam.
Zo onschuldig en toch zo onweerstaanbaar mooi.
Ik ken er drie.
En Eke was daar zonder twijfel één van.
Ze bijt kort op haar lip, een subtiele beweging die ze waarschijnlijk niet eens doorheeft. Ze is nerveus.
"Ik wilde…" Haar stem hapert. Ze zoekt naar woorden die niet lijken te komen.
Ik zeg niets. Ik laat haar de ruimte om te praten, om haar gedachten te ordenen. Maar in plaats van opluchting, groeit de spanning.
De lucht tussen ons voelt geladen, een trilling in de ruimte die ik niet helemaal begrijp. Ik had verwacht dat dit ongemakkelijk zou zijn.
Maar dat is het niet.
Het is iets anders. Iets veel gevaarlijkers.
Ze kijkt me aan, haar ademhaling iets sneller dan normaal. Haar lippen blijven halfopen. Alsof ze wacht. Alsof ze iets verwacht.
Onze blikken blijven gevangen in een moment dat net iets te lang duurt.
De spanning slaat om in iets tastbaars.
Alsof er maar één kleine beweging nodig is om ons terug te trekken in datgene wat ons hier heeft gebracht.
Mijn vingers drukken iets steviger tegen de toonbank. Ik voel hoe mijn lichaam reageert, hoe mijn geest zich verzet.
Dit mag niet. Dit hoort niet.
Maar god, het hangt in de lucht.
"Ik wilde alleen zeggen dat… dat ik het waardeer."
Haar stem trilt, haar ogen zoeken de mijne.
"Wat waardeer je?" vraag ik langzaam.
Haar blik dwaalt af, kort, naar mijn mond, en dan weer naar mijn ogen.
"Dat je me niet haat," fluistert ze.
Ik knipper even. Haat?
Mijn hart bonkt. Wat bedoelt ze?
Eke laat haar blik even zakken, haar vingers rusten op de rand van haar jas alsof ze zich ergens aan vast moet houden. Ze lijkt na te denken over haar volgende woorden, alsof elk woord een keuze is waar ze niet op terug kan komen.
"Ik heb geen spijt, Lucas," zegt ze dan zacht.
Mijn hart slaat over.
Ze kijkt op en haar ogen zijn oprecht. Eerlijk.
"Van wat?" vraag ik, al ken ik het antwoord.
Haar lippen bewegen, maar ze zegt het niet hardop. Ze hoeft het niet te zeggen.
Ik voel het.
Ze zucht zacht, een haast onzichtbare glimlach trekt over haar lippen. "Ik ga je missen."
Mijn keel voelt droog. Ze houdt het klein. Ze maakt het geen grootse bekentenis, geen dramatische onthulling. Maar juist dát maakt het zoveel betekenisvoller.
Ik knik langzaam. "Ik jou ook."
De woorden zijn uit voordat ik het doorheb. En ik meen ze.
De stilte die volgt is te zwaar, te geladen. We doen niets. We zeggen niets. Maar de verleiding is zó sterk dat het voelt alsof we een grens overschrijden.
Alsof één beweging, één stap naar voren, alles zou veranderen.
We raken elkaar niet aan.
Maar god, het voelt alsof we dat wel doen.
Haar ademhaling versnelt. Haar vingers knijpen iets strakker in de stof van haar jas. Mijn handen ballen zich onbewust tot vuisten op de toonbank.
Dit mag niet.
Maar het is er.
De spanning die onze vriendschap veranderde. Die er nog steeds is.
Eke knippert een paar keer snel en schudt haar hoofd, alsof ze zichzelf ergens uit wil trekken.
"Ik moet gaan," mompelt ze haastig.
Ze draait zich om, trekt de deur open en verdwijnt de koude avond in.
Ik blijf staan, de lucht lijkt nog steeds geladen met haar aanwezigheid.
Mijn hart bonst in mijn borstkas.
Wat was dát?
En waarom voelt het alsof de fout van eerder zich opnieuw kan herhalen?
Ik laat mijn hoofd zakken, wrijf met mijn hand over mijn gezicht. Dit had anders moeten voelen.
Maar het voelt niet anders. Het voelt precies zoals toen.
Misschien zelfs gevaarlijker.
Thuis is het warm. Kamila heeft de gordijnen al dichtgetrokken, het licht gedimd. De geur van haar hangt in de lucht.
Maar terwijl ik mijn schoenen uittrek en mijn jas over de stoel gooi, spoken mijn gedachten nog steeds rond.
Eke.
Ik had eerder op de dag al contact met Kamila gehad over hoe ze gereageerd hadden. Over Willemijn, die praktisch was, en Eke, die... Eke was.
Maar de hele dag had ik één ding niet kunnen loslaten.
Kamila’s woorden van vanmorgen.
De manier waarop ze me zo hard had gepijpt, hoe ze had gezegd dat het een reden had. Had ze Eke bedoeld?
Dat kon toch niet?
Ik loop naar de woonkamer, waar Kamila met haar benen onder zich op de bank zit. Ze kijkt op als ik binnenkom en glimlacht. Warm. Onveranderlijk. Mijn anker.
"Hoe ging het?" vraagt ze, terwijl ze haar thee op de tafel zet.
Ik plof naast haar neer en zucht. "Eke was er net nog."
Ze fronst. "Net? Zo laat nog?"
Ik knik. Ik ben eerlijk. Ik vertel haar hoe het ging. Over hoe Eke geen spijt had, hoe ze me gaat missen, hoe de spanning tussen ons zo duidelijk voelbaar was geweest dat het bijna tastbaar was.
Kamila knikt langzaam, haar vingers strijken over de stof van haar joggingbroek. Ze lijkt het al geweten te hebben.
"We moeten terugkomen," zegt ze dan, simpel.
Ik kijk haar aan. "Voor haar?"
Ze knikt. "Al is het maar voor haar."
Een stilte volgt, gevuld met alles wat we níét zeggen.
Ik weet dat ze gelijk heeft.
Thuis is het warm. Kamila heeft de gordijnen al dichtgetrokken, het licht gedimd. De geur van haar hangt in de lucht.
Maar terwijl ik mijn schoenen uittrek en mijn jas over de stoel gooi, spoken mijn gedachten nog steeds rond.
Eke.
Ik had eerder op de dag al contact met Kamila gehad over hoe ze gereageerd hadden. Over Willemijn, die praktisch was, en Eke, die... Eke was.
Maar de hele dag had ik één ding niet kunnen loslaten.
Kamila’s woorden van vanmorgen.
De manier waarop ze me zo hard had gepijpt, hoe ze had gezegd dat het een reden had. Had ze Eke bedoeld?
Dat kon toch niet?
Ik loop naar de woonkamer, waar Kamila met haar benen onder zich op de bank zit. Ze kijkt op als ik binnenkom en glimlacht. Warm. Onveranderlijk. Mijn anker.
"Hoe ging het?" vraagt ze, terwijl ze haar thee op de tafel zet.
Ik plof naast haar neer en zucht. "Eke was er net nog."
Ze fronst. "Net? Zo laat nog?"
Ik knik. Ik ben eerlijk. Ik vertel haar hoe het ging. Over hoe Eke geen spijt had, hoe ze me gaat missen, hoe de spanning tussen ons zo duidelijk voelbaar was geweest dat het bijna tastbaar was.
Kamila knikt langzaam, haar vingers strijken over de stof van haar joggingbroek. Ze lijkt het al geweten te hebben.
"We moeten terugkomen," zegt ze dan, simpel.
Ik kijk haar aan. "Voor haar?"
Ze knikt. "Al is het maar voor haar."
Een stilte volgt, gevuld met alles wat we níét zeggen.
Ik weet dat ze gelijk heeft.
Dan slaat de sfeer om.
"En Willemijn?" vraagt ze opeens, haar stem luchtig. "Hoe ging dat?"
Ik haal mijn schouders op. "Niets bijzonders. Ze pakte het praktisch aan."
Kamila grinnikt. "Laf."
Ik trek een wenkbrauw op. "Wat?"
Ze kijkt me met een ondeugende blik aan. "Willemijn was op de hoogte, Lucas. Ze wilde eigenlijk nog wel iets met je ondernemen."
Ik kijk haar aan, de woorden dringen langzaam tot me door.
"Wilde ze?" vraag ik langzaam.
Kamila knikt, haar ogen speels. "Blijkbaar wel."
Daar is dus totaal niets van gekomen.
Kamila schudt haar hoofd lachend. "Ze is zo kneuterig soms."
Maar ze heeft niet door dat ik al ben opgestaan. Dat ik mijn broek heb losgemaakt.
Dat mijn stijve pik al in mijn hand ligt.
Ze kijkt op, nog steeds grijnzend, en haar ogen worden groot als ze ziet wat ik doe.
"Dan moet je het toch zelf afmaken..." zeg ik grijnzend, terwijl ik haar mijn harde lul voorhoud.
Kamila’s grijns verandert in een ondeugende blik.
Zonder een woord te zeggen schuift ze naar de rand van de bank, haar vingers glijden langs mijn heupen terwijl ze zich voorover buigt.
Haar lippen openen zich gewillig, haar warme adem strijkt langs mijn eikel voordat ze me diep in haar mond neemt.
Mijn hand glijdt door haar rode haar en klemt zich stevig om haar hoofd. Ik ga deze plek zeker missen…
Maar op dit moment? Op dit moment bestaat alleen zij.
-
Misschien is het de ochtend met Kamila. Misschien is het haar fluistering aan de deur.
"Er wacht iemand op je."
Die zin blijft rondspoken in mijn hoofd terwijl de uren verstrijken. De winkel is drukker dan normaal. Bekende gezichten komen en gaan. Klanten praten over het gure weer, over de naderende feestdagen, over hun vaste bestelling die ze weer willen inslaan.
Maar mijn gedachten blijven ergens anders hangen.
En dan, tegen het einde van de middag, gaat de deurbel.
De koude buitenlucht stroomt naar binnen als de deur opengaat, en twee figuren staan in de deuropening.
Twee blondines.
Ze stappen naar binnen, de deur sluit achter hen, en ze kloppen hun dikke jassen af. Eke en Willemijn.
Mijn blik glijdt over hen terwijl ze hun jassen losknopen. En ik zie het meteen.
Ze hebben zich uitgesloofd.
Niets overdreven. Subtiel. Maar onmiskenbaar.
Willemijns haar zit nét iets voller, haar wangen lijken wat warmer, en haar lichte, strakke trui legt perfect het accent op haar borsten.
Eke… Eke ziet er zachter uit dan normaal. Alsof ze haar twijfel van de afgelopen maanden van zich heeft afgeschud en zich bewust is van wat ze wil. Wat dat ook mag zijn. Haar lippen lijken nét iets glanzender, haar blik wat helderder, en haar hand strijkt langs haar heup alsof ze zich er bewust van is dat ik kijk.
Ze lachen naar me. Allebei.
En dat is het moment dat ik het besef.
Ze kijken me allebei op dezelfde manier aan.
Verliefd. Verlangend. Onbewust.
En ze lijken het van elkaar niet door te hebben.
Mijn hart bonkt in mijn borstkas terwijl ze naar me toe lopen.
"Hier zijn ze dan."
"En ze zijn hier niet zonder reden."
De stilte hangt even in de lucht nadat ze hun jassen hebben uitgetrokken. Twee prachtige vrouwen, elk op hun eigen manier, en allebei op een manier naar me kijkend die ik maar al te goed herken.
Maar ik weet dat ik niet voor die spanning hier ben. Niet nu, niet op dit moment.
Ik laat mijn blik van Willemijn naar Eke glijden en dwing mezelf om de woorden uit te spreken die ik ze hier heb laten brengen.
"Ik heb jullie met een reden gevraagd," begin ik, terwijl ik met mijn handen op de toonbank leun. "Al is het misschien niet de reden die jullie in gedachten hadden."
Eke’s blik flikkert kort, een snelle emotie die ze niet helemaal weet te verbergen. Ze had iets anders verwacht.
Zelfs ik kan nog wel een paar andere redenen verzinnen waarom ik deze twee bloedmooie, refo-meisjes zou uitnodigen.
Maar nu? Nu draait het om iets anders.
"Ik ga weg."
Het is eruit. De woorden vallen als een steen in het stille water van de ruimte.
Ik zie hoe Willemijn’s mond een beetje opengaat, hoe haar rug zich rechter trekt alsof ze zich schrap zet. Maar het is Eke die het meest geraakt wordt.
Haar lippen persen zich samen, haar handen klemmen zich steviger om de rand van de toonbank. De emotie in haar blik raakt me.
"Wat?" haar stem is zacht, alsof ze het niet helemaal wil geloven.
"Niet voorgoed," haast ik me te zeggen. "Maar voor langere tijd."
De stilte die volgt is moeilijk. Ik wil niet dat ze dit verkeerd opvatten. Maar vooral… ik wil niet zien hoe dit Eke raakt.
Willemijn is de eerste die reageert. Praktisch. Altijd logisch.
"Waarheen?" vraagt ze, haar blik scherp.
"Voorlopig nog geen definitieve bestemming," zeg ik. "Maar ik wil weg. Even weg van Ameland. Even weg van alles hier."
Eke knippert een paar keer, alsof ze haar gedachten probeert te ordenen. "Maar... waarom?"
Ik kijk haar aan, en ik weet dat ik haar een eerlijk antwoord schuldig ben. Ik wil verder. Kamila wil verder. Het leven hier is… stilstaand.
Maar in plaats daarvan zeg ik: "Omdat het tijd is."
Ik zie hoe ze dat probeert te verwerken.
"En wij?" vraagt Willemijn dan, direct, helder. "Waarom zijn wij hier?"
Ik adem diep in. Tijd voor zaken.
"Ik wil dat jullie de winkel deels overnemen terwijl ik weg ben," zeg ik, en ik zie hoe hun ogen groter worden. "Jullie kennen de zaak. Jullie kennen de klanten. En ik vertrouw jullie."
Willemijn en Eke wisselen een blik.
"Maar… dat kunnen we toch niet zomaar doen?" vraagt Eke aarzelend.
Ik knik. "Niet officieel. Jullie missen de papieren om het volledig over te nemen. Maar…"
Ik laat even een stilte vallen. "Ik heb met je vader gesproken, Eke."
Haar ogen worden groot. "Mijn vader?"
"Ja," bevestig ik. "Hij wil een oogje in het zeil houden. En… hij heeft connecties. Hij kan ervoor zorgen dat dit op een akkoordje gegooid wordt."
Eke kijkt weg, even diep in gedachten. Willemijn is degene die als eerste knikt.
"Dat klinkt… redelijk," zegt ze langzaam. "Als hij ervoor kan zorgen dat alles soepel loopt, kunnen we het proberen."
Ik knik. "Jullie hoeven dit niet te doen. Maar als jullie willen, dan is het een kans."
Mijn blik rust op Eke. Zij is degene die me zorgen baart. Haar blik is niet alleen onzeker. Er zit pijn in.
En ik vraag me af: is het omdat ik ga? Of omdat ze dacht dat ik haar om een heel andere reden hier had gevraagd?
Ik wacht op haar antwoord. En ik voel dat dit nog niet het einde van het gesprek is.
Ik leun tegen de toonbank en laat mijn blik over hen glijden. Dit voelt goed. Ergens voelt dit goed. Maar het is ook dubbel, natuurlijk.
Niet alleen het idee dat ik iets achterlaat op Ameland, maar hoe ik het achterlaat.
Ik had het simpelweg kunnen afsluiten. De deur op slot kunnen draaien en alles voor een tijd kunnen vergeten. Maar dit? Dit is beter.
Het is verbonden blijven, ook als ik weg ben. En dat voelt belangrijk.
Ik zie hoe ze reageren. Twee totaal verschillende vrouwen, elk met hun eigen manier van omgaan met deze nieuwe realiteit.
Willemijn is nuchter. Denkt meteen praktisch. Kan dit? Hoe werkt het? Wat moet er geregeld worden? Haar hoofd is al bezig met de structuur, met de details, met hoe ze dit succesvol kunnen maken. Daarnaast had ik al wel iets laten doorschemeren. Ik en Willemijn waren niet meer intiem geweest, maar ze kwam nog steeds regelmatig langs.
Eke… Eke is anders.
Er is iets in haar houding dat me opvalt. Niet alleen acceptatie.
Bijna… opluchting. Al kan ik dat totaal niet plaatsen. Is ze blij dat ik wegga?
Alsof dit een kans is om iets goed te maken. Alsof dit haar manier is om het verleden een plek te geven, om zich toch weer deel te voelen van mijn wereld, terwijl ik juist vertrek. En dat raakt me meer dan ik wil toegeven. Ik laat in ieder geval iets tastbaars achter.
Ik glimlach naar hen. "Denk erover na," zeg ik. "Jullie hoeven niet meteen te beslissen. Maar ik zou het waarderen."
Willemijn knikt. "We regelen het wel." zegt ze vol vertrouwen. Zij is een absolute topper.
Eke bijt op haar lip, maar ik zie hoe ze langzaam haar hoofd buigt. "Ja… ik denk dat we het kunnen."
Ik zucht, voel een last van mijn schouders vallen. Dit was de juiste keuze.
Willemijn pakt haar jas en trekt die nonchalant over haar schouders. "Dan spreken we binnenkort ook wel af met mijn vader," zegt ze, alsof het de normaalste zaak van de wereld is. Zij werkte immers in de apotheek van de hare, en daar had ik niet mee overlegd. Eerst maar eens zien of ze het wilde, maar daar was ze duidelijk in.
Ik knik. "Graag."
Ze glimlacht even, gooit een laatste blik op Eke en op mij, en loopt dan naar de deur. Ze is weg.
En dan…
Eke blijft staan. Willemijn kijkt niet eens op of om. Die is weg.
Ik merk het meteen. De lucht in de ruimte verandert.
Ze zou ook moeten gaan, maar ze doet het niet. Haar vingers rusten tegen de rand van de toonbank, haar blik schiet even naar de deur, alsof ze haar kans afweegt.
En dan kijkt ze me aan. Lang. Te lang.
Mijn ademhaling vertraagt. Er is iets tussen ons. Iets wat niet weg is. Iets wat nooit weg zal zijn.
Onuitgesproken. Deze toonbank weet er alles van...
Haar lippen delen zich even, alsof ze iets wil zeggen. Maar dan niet.
Ik voel de spanning tussen ons opbouwen, voel hoe mijn lichaam erop reageert. Maar ik zeg niets.
Want wat valt er nog te zeggen?
En dan, uiteindelijk, na een paar seconden die veel te lang voelen, knikt ze kort, trekt haar jas aan en loopt naar de deur.
Geen woorden.
Geen uitleg.
Maar haar blik? Haar blik zegt alles.
Ze verdwijnt naar buiten, de gure wind in, en ik blijf achter. Willemijn stond al met de fiets klaar op haar te wachten.
Mijn hart bonst in mijn borstkas.
Wat was dát?
En waarom voelt het alsof dit nog niet voorbij is? Mijn gedachten gaan terug naar Kamila en haar vage boodschap. Dat kon niet met hen te maken hebben.
Het is tegen sluitingstijd wanneer de deurbel zachtjes rinkelt. Ik kijk op vanachter de toonbank, verwachtend dat het een late klant is, iemand die nog snel iets wil meenemen voor de avond.
Maar het is Eke.
Mijn ademhaling vertraagt. Dit had ik niet verwacht.
Ze staat daar, haar jas nog half open, alsof ze zich haastig naar binnen heeft geworsteld zonder er echt over na te denken. De gure avondlucht danst om haar heen, maar ze lijkt het niet te voelen. Haar blik is intens, zoekend, alsof ze vecht met zichzelf om hier überhaupt te zijn.
"Lucas," begint ze zacht.
Ik knik, sluit de kassa af en leun iets op de toonbank. Ik dwing mezelf haar rustig aan te kijken.
Maar dat is moeilijker dan het zou moeten zijn.
Ik had mezelf voorgenomen afstand te bewaren. Het verleden achter ons te laten. Maar nu ze hier voor me staat, zo dichtbij, kan ik niet anders dan haar opnieuw in me opnemen. Haar gezicht, haar blonde haar, haar ogen die zo helder lijken en toch zo ondoorgrondelijk.
Refo-meisjes als zij waren zeldzaam.
Zo onschuldig en toch zo onweerstaanbaar mooi.
Ik ken er drie.
En Eke was daar zonder twijfel één van.
Ze bijt kort op haar lip, een subtiele beweging die ze waarschijnlijk niet eens doorheeft. Ze is nerveus.
"Ik wilde…" Haar stem hapert. Ze zoekt naar woorden die niet lijken te komen.
Ik zeg niets. Ik laat haar de ruimte om te praten, om haar gedachten te ordenen. Maar in plaats van opluchting, groeit de spanning.
De lucht tussen ons voelt geladen, een trilling in de ruimte die ik niet helemaal begrijp. Ik had verwacht dat dit ongemakkelijk zou zijn.
Maar dat is het niet.
Het is iets anders. Iets veel gevaarlijkers.
Ze kijkt me aan, haar ademhaling iets sneller dan normaal. Haar lippen blijven halfopen. Alsof ze wacht. Alsof ze iets verwacht.
Onze blikken blijven gevangen in een moment dat net iets te lang duurt.
De spanning slaat om in iets tastbaars.
Alsof er maar één kleine beweging nodig is om ons terug te trekken in datgene wat ons hier heeft gebracht.
Mijn vingers drukken iets steviger tegen de toonbank. Ik voel hoe mijn lichaam reageert, hoe mijn geest zich verzet.
Dit mag niet. Dit hoort niet.
Maar god, het hangt in de lucht.
"Ik wilde alleen zeggen dat… dat ik het waardeer."
Haar stem trilt, haar ogen zoeken de mijne.
"Wat waardeer je?" vraag ik langzaam.
Haar blik dwaalt af, kort, naar mijn mond, en dan weer naar mijn ogen.
"Dat je me niet haat," fluistert ze.
Ik knipper even. Haat?
Mijn hart bonkt. Wat bedoelt ze?
Eke laat haar blik even zakken, haar vingers rusten op de rand van haar jas alsof ze zich ergens aan vast moet houden. Ze lijkt na te denken over haar volgende woorden, alsof elk woord een keuze is waar ze niet op terug kan komen.
"Ik heb geen spijt, Lucas," zegt ze dan zacht.
Mijn hart slaat over.
Ze kijkt op en haar ogen zijn oprecht. Eerlijk.
"Van wat?" vraag ik, al ken ik het antwoord.
Haar lippen bewegen, maar ze zegt het niet hardop. Ze hoeft het niet te zeggen.
Ik voel het.
Ze zucht zacht, een haast onzichtbare glimlach trekt over haar lippen. "Ik ga je missen."
Mijn keel voelt droog. Ze houdt het klein. Ze maakt het geen grootse bekentenis, geen dramatische onthulling. Maar juist dát maakt het zoveel betekenisvoller.
Ik knik langzaam. "Ik jou ook."
De woorden zijn uit voordat ik het doorheb. En ik meen ze.
De stilte die volgt is te zwaar, te geladen. We doen niets. We zeggen niets. Maar de verleiding is zó sterk dat het voelt alsof we een grens overschrijden.
Alsof één beweging, één stap naar voren, alles zou veranderen.
We raken elkaar niet aan.
Maar god, het voelt alsof we dat wel doen.
Haar ademhaling versnelt. Haar vingers knijpen iets strakker in de stof van haar jas. Mijn handen ballen zich onbewust tot vuisten op de toonbank.
Dit mag niet.
Maar het is er.
De spanning die onze vriendschap veranderde. Die er nog steeds is.
Eke knippert een paar keer snel en schudt haar hoofd, alsof ze zichzelf ergens uit wil trekken.
"Ik moet gaan," mompelt ze haastig.
Ze draait zich om, trekt de deur open en verdwijnt de koude avond in.
Ik blijf staan, de lucht lijkt nog steeds geladen met haar aanwezigheid.
Mijn hart bonst in mijn borstkas.
Wat was dát?
En waarom voelt het alsof de fout van eerder zich opnieuw kan herhalen?
Ik laat mijn hoofd zakken, wrijf met mijn hand over mijn gezicht. Dit had anders moeten voelen.
Maar het voelt niet anders. Het voelt precies zoals toen.
Misschien zelfs gevaarlijker.
Thuis is het warm. Kamila heeft de gordijnen al dichtgetrokken, het licht gedimd. De geur van haar hangt in de lucht.
Maar terwijl ik mijn schoenen uittrek en mijn jas over de stoel gooi, spoken mijn gedachten nog steeds rond.
Eke.
Ik had eerder op de dag al contact met Kamila gehad over hoe ze gereageerd hadden. Over Willemijn, die praktisch was, en Eke, die... Eke was.
Maar de hele dag had ik één ding niet kunnen loslaten.
Kamila’s woorden van vanmorgen.
De manier waarop ze me zo hard had gepijpt, hoe ze had gezegd dat het een reden had. Had ze Eke bedoeld?
Dat kon toch niet?
Ik loop naar de woonkamer, waar Kamila met haar benen onder zich op de bank zit. Ze kijkt op als ik binnenkom en glimlacht. Warm. Onveranderlijk. Mijn anker.
"Hoe ging het?" vraagt ze, terwijl ze haar thee op de tafel zet.
Ik plof naast haar neer en zucht. "Eke was er net nog."
Ze fronst. "Net? Zo laat nog?"
Ik knik. Ik ben eerlijk. Ik vertel haar hoe het ging. Over hoe Eke geen spijt had, hoe ze me gaat missen, hoe de spanning tussen ons zo duidelijk voelbaar was geweest dat het bijna tastbaar was.
Kamila knikt langzaam, haar vingers strijken over de stof van haar joggingbroek. Ze lijkt het al geweten te hebben.
"We moeten terugkomen," zegt ze dan, simpel.
Ik kijk haar aan. "Voor haar?"
Ze knikt. "Al is het maar voor haar."
Een stilte volgt, gevuld met alles wat we níét zeggen.
Ik weet dat ze gelijk heeft.
Thuis is het warm. Kamila heeft de gordijnen al dichtgetrokken, het licht gedimd. De geur van haar hangt in de lucht.
Maar terwijl ik mijn schoenen uittrek en mijn jas over de stoel gooi, spoken mijn gedachten nog steeds rond.
Eke.
Ik had eerder op de dag al contact met Kamila gehad over hoe ze gereageerd hadden. Over Willemijn, die praktisch was, en Eke, die... Eke was.
Maar de hele dag had ik één ding niet kunnen loslaten.
Kamila’s woorden van vanmorgen.
De manier waarop ze me zo hard had gepijpt, hoe ze had gezegd dat het een reden had. Had ze Eke bedoeld?
Dat kon toch niet?
Ik loop naar de woonkamer, waar Kamila met haar benen onder zich op de bank zit. Ze kijkt op als ik binnenkom en glimlacht. Warm. Onveranderlijk. Mijn anker.
"Hoe ging het?" vraagt ze, terwijl ze haar thee op de tafel zet.
Ik plof naast haar neer en zucht. "Eke was er net nog."
Ze fronst. "Net? Zo laat nog?"
Ik knik. Ik ben eerlijk. Ik vertel haar hoe het ging. Over hoe Eke geen spijt had, hoe ze me gaat missen, hoe de spanning tussen ons zo duidelijk voelbaar was geweest dat het bijna tastbaar was.
Kamila knikt langzaam, haar vingers strijken over de stof van haar joggingbroek. Ze lijkt het al geweten te hebben.
"We moeten terugkomen," zegt ze dan, simpel.
Ik kijk haar aan. "Voor haar?"
Ze knikt. "Al is het maar voor haar."
Een stilte volgt, gevuld met alles wat we níét zeggen.
Ik weet dat ze gelijk heeft.
Dan slaat de sfeer om.
"En Willemijn?" vraagt ze opeens, haar stem luchtig. "Hoe ging dat?"
Ik haal mijn schouders op. "Niets bijzonders. Ze pakte het praktisch aan."
Kamila grinnikt. "Laf."
Ik trek een wenkbrauw op. "Wat?"
Ze kijkt me met een ondeugende blik aan. "Willemijn was op de hoogte, Lucas. Ze wilde eigenlijk nog wel iets met je ondernemen."
Ik kijk haar aan, de woorden dringen langzaam tot me door.
"Wilde ze?" vraag ik langzaam.
Kamila knikt, haar ogen speels. "Blijkbaar wel."
Daar is dus totaal niets van gekomen.
Kamila schudt haar hoofd lachend. "Ze is zo kneuterig soms."
Maar ze heeft niet door dat ik al ben opgestaan. Dat ik mijn broek heb losgemaakt.
Dat mijn stijve pik al in mijn hand ligt.
Ze kijkt op, nog steeds grijnzend, en haar ogen worden groot als ze ziet wat ik doe.
"Dan moet je het toch zelf afmaken..." zeg ik grijnzend, terwijl ik haar mijn harde lul voorhoud.
Kamila’s grijns verandert in een ondeugende blik.
Zonder een woord te zeggen schuift ze naar de rand van de bank, haar vingers glijden langs mijn heupen terwijl ze zich voorover buigt.
Haar lippen openen zich gewillig, haar warme adem strijkt langs mijn eikel voordat ze me diep in haar mond neemt.
Mijn hand glijdt door haar rode haar en klemt zich stevig om haar hoofd. Ik ga deze plek zeker missen…
Maar op dit moment? Op dit moment bestaat alleen zij.
-
Er zijn nog geen trefwoorden voor dit verhaal. Welke trefwoorden passen volgens jou bij dit verhaal?
Geef dit verhaal een cijfer:
5
6
7
8
9
10