Klik hier voor meer...
Donkere Modus
Door: Jefferson
Datum: 01-03-2025 | Cijfer: 9.4 | Gelezen: 615
Lengte: Zeer Lang | Leestijd: 40 minuten | Lezers Online: 2
Niet Vergeten, Niet Verwijderd
De winkel voelde al anders aan, alsof hij niet meer helemaal van mij was. We hadden alles geregeld, eindelijk: met de juiste onderhandelingen en het nodige duwtje in de rug vanuit de gemeente was vandaag de dag dat ik de zaak 'officieel' zou overdragen aan Eke en Willemijn, die zich voortaan over de dagelijkse gang van zaken zouden ontfermen. Zelf zou ik in de achtergrond beschikbaar blijven als eindverantwoordelijke, een soort vangnet voor wanneer er grotere beslissingen moesten worden genomen of wanneer ik simpelweg wilde controleren of alles nog op rolletjes liep.

Kamila en ik zouden namelijk vertrekken, niet voor altijd, maar wel voor een onbepaalde tijd die lang genoeg was om iets wezenlijks te veranderen. Het idee dat we samen op pad zouden gaan en de wereld buiten Ameland zouden verkennen, gaf me een gevoel van opwinding en vrijheid. Onze plannen kregen steeds vastere vormen, hoewel we die nog even voor onszelf hielden. We wilden ons laten verrassen door wat het lot ons zou brengen. Toch knaagde er tegelijkertijd iets in mijn achterhoofd.

Willemijn had zich, nadat ik en Kamila elkaar eerlijk hadden verteld dat er misschien méér in had gezeten tussen ons, niet meer laten zien in een context die daar ook maar enigszins op kon wijzen. Ik vond dat jammer, en ik wist dat Kamila er precies zo over dacht. Niet dat we erover klaagden of dat het ons dagelijkse doen en laten beheerste, maar het had toch een potentieel spannende en bijzondere ervaring kunnen zijn. Iedereen kreeg echter ruimte om te beslissen wat ze wilden en wanneer ze eraan toe waren, en die vrijheid was belangrijk voor ons alle drie.

Dan was er nog Eke. Zij was nog altijd Eke – onveranderd en toch anders. Zakelijk gezien paste ze perfect in de slijterij: ze had een scherp oog voor detail, een warm hart voor de klanten en het nodige lef om ervoor te zorgen dat alles soepel bleef draaien. Maar emotioneel gezien merkte ik dat ik haar steeds moeilijker kon inschatten. Mijn gedachten dwaalden de afgelopen dagen opvallend vaak naar haar af; ik vroeg me af of ik haar niet gewoon mee kon nemen, daarheen waar Kamila en ik naartoe gingen, ook al besefte ik dat de vraag alleen al naïef klonk. Zou ze dat willen, vroeg ik me af? En zou het goed voor haar zijn?

Ik schudde die mijmeringen weg en liet mijn blik door de winkel glijden. Vandaag was immers de laatste dag. De afgelopen twee weken waren Eke en Willemijn intensief met me meegelopen, hadden zich ondergedompeld in de wereld van de slijterij, en dat was een leuke, soms zelfs opwindende periode geweest, maar uiteindelijk bleef het vooral zakelijk. Er waren geen gekke spelletjes meer gespeeld, geen bedekte blikken die verder gingen dan vriendschap, al voelde ik ergens diep vanbinnen dat de onderhuidse spanning nooit helemaal was verdwenen.

Vandaag zou ik de winkel officieel aan ze overdragen. Morgen stapten Kamila en ik op de boot, het avontuur tegemoet, en hoewel ik ernaar uitkeek om onze vleugels uit te slaan, voelde ik ook een brok in mijn keel bij het idee om Ameland achter me te laten. Ik besefte dat ik eerst nog één laatste keer écht afscheid moest nemen van deze plek en van de mensen die hieraan zo verbonden waren geraakt.

Ik blader nogmaals door de stapel facturen en afrekeningen voor de laatste keer, terwijl ik op de achtergrond in de verte Willemijn hoor die de klanten bij de toonbank te woord staat. Het voelt bijna onwerkelijk om te beseffen dat dit (voorlopig) de allerlaatste keer is dat ik hier op deze plek zit, in wat jarenlang mijn vaste kantoor is geweest. Mijn vingers dwalen door de papieren, maar mijn gedachten blijven voortdurend afgeleid door iets heel anders dan de cijfers of de naderende toekomst met Kamila.

Mijn gedachten zijn bij haar. Bij Eke.

Precies op het moment dat ik me betrap op die afdwaling, hoor ik zachte voetstappen in de gang. Mijn hart geeft een lichte schok van herkenning, alsof ik instinctief weet wie daar loopt. Dan gaat de deur op een kier en ontmoet mijn blik die van Eke, die in de deuropening blijft staan, haar vingers losjes tegen de deurpost gedrukt. Ze maakt een nerveuze maar vastberaden indruk, wat me direct alert maakt op de reden van haar komst.

“Heb je even?” vraagt ze in een toon die zacht maar toch iets van aandrang in zich draagt.

Ik knik langzaam, want een deel van me heeft het gevoel dat dit gesprek onvermijdelijk is. “Altijd,” zeg ik, en ik hoor hoe kalm mijn eigen stem klinkt, ook al klopt mijn hart een tikkeltje sneller dan normaal.

Met het omdraaien van de deurklink sluit ze zich bij me in de kamer af van de rest van de wereld. Ze leunt tegen de kast, haar armen losjes over elkaar, alsof ze niet precies weet wat ze met haar handen moet doen. In het gedimde licht valt op hoe de lichte trui haar tengere silhouet accentueert, en haar blonde haar hangt in een eenvoudige staart die net niet alle losse plukjes in bedwang houdt. Ik heb altijd al gevonden dat Eke iets eerlijks en puurs uitstraalt, maar er ligt deze keer een andere lading in haar houding.

Ze bijt kort op haar lip, ademt vervolgens diep in, en ik zie haar borstkas zich even spannen voordat ze haar woorden vindt. “Ik heb tijd nodig gehad om alles te accepteren,” begint ze met een licht bevende stem, en ik laat haar spreken zonder ertussen te komen. Er ligt een zekerheid in haar toon die ik niet van haar had verwacht, en toch vind ik het passend bij dit moment.

“Maar ik wil dat je weet dat ik je nooit iets heb verweten,” gaat ze verder, en haar stem klinkt nu rustiger, bijna vastberaden. “Nooit.”

Ik knik, maar ik kan niet meteen bepalen of haar uitspraak me verlichting schenkt of juist een zwaarder gevoel bezorgt. Ergens had ik aangenomen dat ze wél met verwijten rondliep, of in elk geval met wroeging over wat er gebeurd is. Het feit dat ze er zo anders tegenaan kijkt, verrast me meer dan ik zou willen toegeven.

“Ik zal mijn best doen,” vervolgt ze dan, met een subtiele vastberadenheid in haar blik die me even in de war brengt. “Ik zal goed voor de winkel zorgen.”

Een licht gevoel van opluchting vermengt zich met een vreemde emotie die ik niet direct kan plaatsen. Ze geeft aan dat ze dit niet alleen kúnt, maar het ook wíl. Ik voel mijn mondhoek omhoog krullen in een zachte glimlach. “Dat weet ik,” zeg ik, en ik meende het altijd al, want ik heb haar capaciteiten nooit in twijfel getrokken.

Ze lijkt kort te twijfelen voordat ze, bijna alsof het er per ongeluk uitfloepte, iets zegt dat ik totaal niet had zien aankomen. “Weet je… Ik zou pas écht spijt hebben gehad als we het helemaal niet gedaan hadden.”

Die woorden rollen niet snel of achteloos uit haar mond; ze klinken voorzichtig en toch oprecht, bijna aarzelend, maar ze blijven onwankelbaar in de lucht hangen. Mijn adem stokt voor een fractie van een seconde, want dit is niet de bekentenis die ik me had ingebeeld. Mijn ogen zoeken automatisch de hare, en tot mijn verrassing ontwijk ik haar blik niet. In haar ogen zie ik een mengeling van schroom en vastberadenheid, alsof ze zelf ook nog moet beseffen hoe diep die uitspraak gaat.

Ik voel mijn keel droog worden en slik. “Eke…” weet ik aarzelend uit te brengen, niet in staat om al mijn gevoelens en gedachten in woorden te vatten. Dat ene woord is het enige dat ik er in eerste instantie uitkrijg, maar zelfs dat klinkt breekbaar.

Ze glimlacht zwakjes, bijna verontschuldigend, alsof ze zichzelf verrast door haar eigen eerlijkheid. “Dat wilde ik je gewoon laten weten,” zegt ze zacht, en ik voel hoe die ene zin in mijn oren nagalmt.

Met die woorden maakt ze aanstalten om te vertrekken. Ze draait zich om, loopt naar de deur, en laat haar hand daar rusten op de klink terwijl ze zich nog één keer naar me omdraait. Onze blikken treffen elkaar in een moment dat langer duurt dan een simpele groet. Het is een blik vol onuitgesproken woorden, emoties die niet in een paar zinnen kunnen worden uitgelegd. Het roept bijna iets van twijfel op.

Dan opent ze de deur, glipt naar buiten en laat mij achter in de kleine kantoorruimte. De stilte die achterblijft, voelt haast ondraaglijk, alsof haar aanwezigheid nog steeds in de lucht hangt, als een warme schaduw over de stoel en het bureau. Ik adem diep in en merk dat mijn handen iets strakker om de rand van de tafel geklemd staan dan ik doorhad. Die ene zin—dat ze pas écht spijt zou hebben gehad als het nooit had plaatsgevonden—blijft door mijn hoofd spoken. Wat betekent dat precies voor haar? Voor ons?

Ik sta op en loop naar de dichte deur, denkend aan de allesbepalende dag van morgen en de toekomst die op het punt staat te beginnen. Maar hoezeer ik ook probeer mijn focus daarheen te verplaatsen, haar woorden en de blik in haar ogen laten me niet los. Het is alsof ik plotseling niet meer met zekerheid kan zeggen dat alles wat komen gaat zo helder is als ik dacht.

Later die middag, wanneer Willemijn al is vertrokken en het tijd is om de winkel af te sluiten, glijdt een ongebruikelijke stilte door het gebouw. Ik zit net de laatste papieren in een map te stoppen, terwijl in de verte de ijzeren rolluiken zacht rammelen onder Eke’s handen. Dat geluid alleen al zal nooit meer hetzelfde zijn. Ze is bezig met de gebruikelijke routine: de kassa tellen, de schappen controleren, en dan het zware luik naar beneden laten. Toch merk ik in de manier waarop ze door de winkel beweegt dat er iets anders in de lucht hangt, een spanning die niet alleen aan de naderende avond ligt. Ja, er is nog veel onuitgesproken. Moet dat nu nog? De avond voor ons vertrek?

Net als ik opsta om haar te helpen, zie ik haar in de deuropening van het kantoortje verschijnen. Ze kijkt me doordringend aan, haar vingers nog even rondom de sleutelbos geklemd. Er ligt iets op haar lippen dat ze niet meteen uitspreekt, maar ik zie het wel in haar blik: ze is vastbesloten om deze kans niet zomaar te laten schieten.

“Als je het ooit zou willen,” zegt ze na een paar tellen stilte, haar stem laag en zacht, “zou je me mee kunnen vragen.” Haar woorden klinken als een voorzichtige uitnodiging, een deur die ze op een kier zet, al is er misschien helemaal geen vaste plaats voor haar in de plannen die ik heb met Kamila. Toch zegt ze het, alsof ze zichzelf het recht geeft die optie uit te spreken. Het is nogal wat. En gek genoeg komt het niet uit het niets. Ik heb er zeker over nagedacht om Eke of Willemijn mee te nemen. Eerder Willemijn dan Eke. Maar het zou absurd zijn. Hier horen zij. Maar het lijkt of Eke m'n gedachten had gelezen.

Ik voel mijn hartslag versnellen. Haar ogen zoeken de mijne met een mengeling van onzekerheid en hoop. Ze zet een kleine stap naar me toe, nog altijd de sleutelbos in haar hand, alsof ze niet helemaal weet hoe ik zou reageren. Ik dwing mezelf tot beheersing. Ik weet dat Kamila en ik vertrekken, dat onze plannen vastliggen, maar die paar woorden van Eke laten me toch even wankelen. Wat zou het betekenen om haar daadwerkelijk mee te vragen? Wil ze die vrijheid? Met ons?

Ze schudt haar hoofd wanneer ze merkt dat ik niets terugzeg. “Ik bedoel… het is niet alsof ik verwacht dat je me echt meeneemt,” voegt ze er snel aan toe, met een afwachtende ondertoon die haar eerdere vastberadenheid wat afzwakt. “Maar voor het geval je er ooit over nadenkt… Ik wil niet dat je denkt dat ik het niet zou willen.” Haar boodschap is duidelijk. Zelfs aandoenlijk.

Haar adem stokt kort, en ze lijkt te aarzelen of ze moet blijven of weglopen. Misschien wil ze me geen tijd geven om te reageren op haar vage voorstel. Ik kom echter in beweging, leg de papieren neer en loop om het bureau heen. Haar blik glijdt even naar het raam dat uitziet op de lege winkelvloer, waar het schemerlicht de flessen in een zacht oranje licht hult. Er is niemand meer, en dat lijkt haar moed te geven. Net als toen.

“Bedankt dat je het zegt,” antwoord ik uiteindelijk, mijn stem een tikje schor. “Ik had niet gedacht dat je—”

“Ik durf meer dan je denkt,” onderbreekt ze me, haar wangen licht gekleurd maar haar blik standvastig. Ze haalt een keer diep adem en buigt haar hoofd even, alsof ze zichzelf inwendig toespreekt. “Willemijn is naar huis, en ik had de boel bijna afgesloten… maar ik voelde dat we nog iets moesten uitspreken.” Ze durft zeker meer dan ik dacht. Maar dat had ze me al laten zien, laten voelen.

Ik adem diep in en laat het allemaal even tot me doordringen. Ik besef hoe intens dit moment voor ons is, voor mijzelf, maar vooral ook voor Eke. Misschien had ik het ergens verwacht, maar nu het echt uit haar mond komt, raakt het me meer dan ik kan laten zien.

“Ik hoop dat je weet hoeveel je voor me betekent,” zeg ik op een zachte toon, en ik voel hoe mijn keel even droog aanvoelt. “Dat heb je altijd al gedaan, en dat is niet veranderd na wat er tussen ons is gebeurd. Die avond hier in de winkel… dat was niet zomaar iets. Ik deed het omdat je veel voor me betekent, niet omdat het slechts een opwelling was.”

Eke knikt, en ik zie hoe ze kort haar ogen sluit, haar lippen op elkaar geperst. Het lijkt alsof ze iets moet wegslikken voordat ze zich uit kan spreken.

“Dat weet ik, Lucas,” fluistert ze, met een trilling in haar stem die ze niet kan verbergen. Haar blik is doordrenkt van een intensiteit die me telkens weer overrompelt. “En… ik wil nog een stap verder gaan, ook al wéét ik dat het niet kan.”

Ze ademt even scherp in, alsof ze zich schrap zet voor wat ze wil zeggen. “Ik houd van je,” zegt ze dan, zo zacht dat ik mijn hoofd iets dichter bij haar moet brengen om het goed te verstaan. Toch hakken die woorden erin alsof ze ze luid en duidelijk uitschreeuwt.

Ik sta perplex, mijn hart klopt in mijn oren en er flitst van alles door me heen: Kamila, onze plannen om te vertrekken, deze winkel die ik morgen overdraag. Ik weet niet meteen wat ik moet antwoorden, en Eke merkt dat. Ze redt me uit mijn verbijstering door haar gedachten zelf te verwoorden.

“Ik weet hoe het zit,” zegt ze met een bijna verontschuldigende glimlach. “Ik weet dat het niet kan, dat het niet mag. Kamila is perfect voor je, en jullie horen bij elkaar. Maar ik vond dat je het móést weten.”

Ik slik, voel dat mijn ademhaling onregelmatiger is geworden. Tegelijkertijd kan ik een warm gevoel van dankbaarheid niet onderdrukken. “Ik waardeer het ook dat je dit zegt,” zeg ik uiteindelijk, bijna stamelend. “Ik…” Ik stop halverwege mijn zin omdat ik zelf niet precies weet hoe ik mijn gedachten moet formuleren.

Dan valt mijn blik op haar handen, die lichtjes beven. Ze kijkt me aan en ik zie dat ze worstelt met de realiteit dat we morgen vertrekken. Ik wil haar niet aan het lijntje houden, maar ik besef ook wat haar liefde voor mij betekent, hoe groot en oprecht ze is.

“Ik kom terug,” zeg ik, mijn stem resoluut maar toch zacht. “Hoe dan ook. Er is geen garantie op… nou ja, wát dan ook. Maar ik kom terug. En wie weet, Eke… wie weet wat de toekomst ons brengt.”

Die woorden zijn betekenisvol, niet omdat ik daarmee zeg dat er iets tussen ons gaat gebeuren, maar omdat ik erken dat er een diepere band bestaat die niet zomaar uit te wissen is. Ik zie hoe Eke’s ogen even oplichten, niet van hoop die haar in een onmogelijke illusie zou vangen, maar van opluchting dat ik haar gevoel niet afwijs of belachelijk maak.

“Als het… anders was gelopen,” mompelt ze, terwijl ze haar blik een moment op de grond richt. Een voorzichtige mijmering van wat had kunnen zijn als de omstandigheden net een andere wending hadden genomen. Ik knik en bijt op mijn lip, want ook ik heb die gedachte vaker gehad de afgelopen twee jaar. Maar ik spreek het nu niet uit, het zou alleen maar nog pijnlijker worden.

“Laten we alles afsluiten,” zeg ik dan, met een mengeling van weemoed en een zekere rust die me overvalt. “Ik breng je daarna wel naar huis, want… dit was het dan, voorlopig.”

Ze knikt, en ik zie haar schouders zachtjes zakken in een soort overgave aan het moment. Voorzichtig loop ik richting het lichtpaneel om de laatste lampen te doven. De stilte is bijna sereen, alsof het gebouw zelf ons niet wil storen in deze laatste paar minuten samen.

“Lucas?” hoor ik haar dan zacht zeggen, vlak achter me. Ik draai me om en zie dat ze me aankijkt met een klein, aarzelend glimlachje om haar lippen. “Ik heb nog een vraagje…”

Haar stem klinkt nu ineens weer iets sneller, iets vaster. Alsof ze zich kort heeft herpakt. Ik voel mijn hart opnieuw wat harder kloppen en vraag me af of ze misschien nog iets wil opbiechten, of dat ze simpelweg iets praktisch te vragen heeft. Hoe dan ook, ik sta met mijn hand aan de lichtschakelaar, half in het donker, maar klaar om te luisteren naar wat ze me nog wil vertellen.

Ik sta daar, nog beduusd van Eke’s bekentenis, met die warme gloed in mijn borst en het nare besef dat we morgen vertrekken. Ik zie haar oprechte verdriet, maar ook een ongekende vastberadenheid in haar blik. Dit is niet meer de Eke van vroeger, het timide meisje dat amper haar verlangen durfde te bekennen. Ze heeft zichzelf opnieuw uitgevonden, of misschien voor het eerst écht aan me laten zien. Toen ze eerder zei dat ze “meer durfde,” dacht ik dat ze daarmee verwees naar haar gevoelens en haar openheid. Nu besef ik dat het ook verder gaat dan dat.

Ze haalt even adem, lijkt te aarzelen, en noemt dan zowaar die bewuste avond. De avond dat we hier in de winkel seks hadden, gewoon bij de toonbank. Ik voel direct een rilling over mijn rug trekken, want die herinnering flitst in een fractie door mijn hoofd: onze lichamen in het schijnsel van de noodverlichting, haar gehijg, mijn hart dat bonkte van spanning, en het onontkoombare besef dat we verder gingen dan we ooit hadden gedacht.

Maar Eke grijpt mijn arm lichtjes vast, alsof ze daarmee een nieuwe grens wil aftasten. Haar blik flitst naar het plafond, waar de camera in de hoek hangt, recht boven de toonbank. Ik volg haar blik en weet meteen wat ze gaat vragen, voordat ze het uitspreekt. Ik probeer mezelf te dwingen rustig te blijven, te ademen, maar er glijdt toch een siddering door me heen.

“Zijn we gefilmd, denk je?” vraagt ze, bijna aarzelend, maar er ligt meer dan alleen angst in haar ogen. Er ligt een zekere opwinding in, een onmiskenbare gloed die aangeeft dat ze niet alleen gerustgesteld wil worden.

“Gefilmd?” herhaal ik, terwijl ik voel hoe mijn ademhaling versnelt. “Ehm, het is een gesloten circuit. De beelden komen hier niet uit. Als er geen sprake is van diefstal of wat dan ook, doe ik er niks mee. Dus… je hoeft je geen zorgen te maken.” Ik zeg het wat sneller dan ik zou willen, in de hoop dat ze er misschien niet op doorgaat. Ik bedoel, niemand wil graag uitleggen dat je mogelijke seksscènes van jezelf in de winkel op een beveiligingsvideo hebt staan.

Eke blijft echter doodstil, haar vingers nog om mijn onderarm geklemd. Er flitst iets in haar blik, een innerlijk besluit dat ze nu neemt, en ik zie hoe haar wangen een tikje kleur krijgen, terwijl ze tegelijkertijd haar schouders recht. Dan kijkt ze me aan, haar lippen lichtjes gespreid, en in die paar seconden dat ze niks zegt, voel ik de spanning tot een bijna tastbaar niveau stijgen.

“Mag ik die beelden zien?” vraagt ze dan, zo zacht dat ik me naar haar toe moet buigen om het goed te verstaan. Ik slik, probeer in haar ogen te lezen of ze het meent, maar het is overduidelijk: er spreekt opwinding uit haar stem, een verlangen dat ze niet probeert te verbergen.

Iets in mijn binnenste trekt samen, want dit is niet zomaar een vraag die ik had zien aankomen. “Je wíl ze bekijken?” krijg ik er uiteindelijk hakkelend uit. Een fractie van een seconde overweeg ik te weigeren of haar te ontmoedigen, maar haar blik brandt als een vuur dat ik niet kan negeren. Haar wangen blozen, haar ademhaling is gejaagd, en alles aan haar lichaamstaal schreeuwt dat ze dit écht graag wil.

We staan in het halletje waar het licht gedimd is en de winkel vrijwel verlaten is. Ik hoor mijn eigen hart in mijn oren bonken. Dan hoor ik haar fluisteren, nauwelijks hoorbaar maar doordrenkt van hongerig verlangen: “Alsjeblieft… Ik wil het heel graag.”

Een rilling glijdt over mijn rug, en ik kan alleen maar knikken. “Oké,” zeg ik, terwijl ik met mijn hand naar de deur van het kantoor wijs. “Maar… laten we dan even naar de computer lopen. Daar kan ik inloggen op het beveiligingssysteem. Als het er nog is, kunnen we het misschien terugvinden…”

Mijn stem sterft weg, want ik besef wat dit betekent: beelden van dat ene moment, vastgelegd op een systeem dat ik normaal alleen controleer als er verdacht gedrag in de winkel is geweest. Nooit had ik gedacht ze voor zoiets te gebruiken.

Eke draait zich al om, haar vingers nog steeds klemmend om de sleutelbos die ze had, en ik zie hoe ze een paar passen richting de kantoordeur zet. Ik zelf neem een moment om mijn eigen onrust te bedwingen. Mijn gedachten gaan kort naar Kamila, naar het feit dat ik morgen vertrek, maar ook naar de brandende intensiteit van dit moment. De vraag van Eke heeft een lading die me doet beven van anticipatie: zij wil óns terugzien, de pure rauwheid van wat we samen deden.

Langzaam loop ik achter haar aan, terug naar het kantoortje, terwijl de warmte tussen ons nu al bijna voelbaar lijkt. Het is alsof mijn benen niet helemaal meewerken. Een deel van mij wil haar waarschuwen dat we misschien iets te ver gaan, dat dit alles alleen maar gecompliceerder maakt, maar het andere deel – het deel dat hunkert naar de spanning en de werveling in haar ogen – kan alleen maar hopen dat we niet halverwege ophouden.

Wanneer we allebei over de drempel van het kantoor stappen, lijkt de temperatuur ineens een graadje te stijgen. Ik zeg niets, maar buig me meteen naar de computer om de monitor te activeren. Eke blijft naast me staan, haar ademhaling duidelijk hoorbaar in de kleine ruimte. Het is alsof we allebei weten dat er geen weg meer terug is als ik dit echt doe. Toch leg ik mijn vingers op het toetsenbord, met een mengeling van opwinding en licht ongemak.

“Je bent er zeker van?” vraag ik dan nog, bijna fluisterend, mijn blik schiet kort naar haar gezicht. Haar ogen glinsteren, en ze knikt, resoluut en zonder aarzeling. Ik slik, keer me weer om en begin in te loggen. Achter ons is het halletje stil en halfdonker, en de enige verlichting komt van de monitor die langzaam opstart.

Ze staat zo dichtbij dat ik haar warmte voel, haar geur van shampoo en iets spannends dat ik niet helemaal kan plaatsen. Ik merk hoe mijn vingers trillen wanneer ik de juiste map open. Daarin zit de camerastream van de afgelopen weken, gefragmenteerd in tijdsbestanden. Het systeem is weliswaar beperkt, maar als de avond nog niet overschreven is, zou het er nog moeten staan. De gedachte daaraan laat mijn hoofd licht tollen.

Naast me hoor ik Eke's adem verzuchten. De stilte tussen ons is alleszeggend, en toch weet ik dat er nog zoveel is dat onuitgesproken blijft. Ik voel mijn hart kloppen in mijn keel, en ik dwing mezelf om rustig te blijven. De harde schijf ratelt even, het teken dat de computer naar oude bestanden zoekt, en dan verschijnt de datum waar ik naar op zoek ben.

Eke zet een kleine stap dichterbij, haar schouder raakt nu bijna de mijne. “Gevonden?” fluistert ze, en ik knik voorzichtig. Mijn scherm laat me verschillende tijdstippen zien, en ik voel mijn hart in mijn borst bonzen wanneer ik de tijd inschat waarop onze intimiteit had kunnen plaatsvinden.

Zonder nog iets te zeggen, selecteer ik het fragment. De video laadt, en even is het beeld zwart. Dan verschijnt de vertraagde opname van de winkel, het schimmige licht van de noodverlichting en de toonbank in het midden. Ik slik opnieuw. In dat onduidelijke schijnsel zie ik twee figuren: ikzelf en Eke, precies op het moment dat we in elkaar overgingen bij de toonbank.

Eke’s vingers klampen zich kort in mijn bovenarm als ze beseft wat we nu gaan zien. Nog voordat de scène goed en wel zichtbaar is, voel ik de spanning in haar greep. Haar adem lijkt zich te vervormen tot een lichte hijg, alsof ze weer bij dat moment terugkeert. Ook bij mij stormt er van alles door mijn hoofd: een mengeling van schaamte en heftige opwinding. De vage grijswaarden van de securitycamera laten onze bewegingen zien, niet in helder detail, maar toch onmiskenbaar.

Mijn hand bevriest op de muis, en ik durf bijna niet naar Eke te kijken. Toch draai ik mijn hoofd iets haar kant op en zie hoe ze met open mond staart naar de beelden, haar pupillen bijna groot en donker. In een fractie van een seconde herken ik dezelfde intensiteit in haar blik als die avond, toen ze me bij de toonbank kermend bij zich had getrokken. En in dat moment besef ik: dit is wat ze wilde. Dit is waar ze nog meer voor durft te gaan.

“Het is… wazig,” fluister ik, alsof ik me moet verontschuldigen voor de lage kwaliteit van de camera.

Ze antwoordt niet in woorden, maar haar hand glijdt van mijn arm naar mijn rug, alsof ze steun zoekt of misschien meer dan dat. Ik voel hoe haar vingers zich in mijn shirt klemmen, en ik vraag me af of ze zal aandringen op een betere hoek, of dichterbij. Maar als ik in haar ogen kijk, merk ik dat ze al lang vergeten is dat er amper details te zien zijn. Dit alleen is voldoende om een golf van herbeleving door haar heen te jagen – en door mij ook.

De monitor toont onze silhouetten, de manier waarop ik me over haar boog, haar lichaam tegen de toonbank leunend, onze gezichten dichtbij elkaar, zelfs de schokkerige bewegingen van haar benen die me dichter naar haar toe trokken. In het licht van de camera lijkt het bijna een surreëel tafereel, maar tegelijk is het pijnlijk herkenbaar en intens. Ik voel mijn lichaam reageren, herinner me de hitte van dat moment en word overspoeld door een vergelijkbare koortsigheid.

Eke’s hoofd leunt licht tegen mijn schouder, en ze hijgt zacht, bijna onhoorbaar. Ik durf nauwelijks te ademen, bang dat ik dit broze moment verbreek. Dat is het moment waarop ik besef dat deze hele situatie, hoe absurd en verleidelijk ook, ons straks misschien verder brengt dan we ooit hadden durven wensen – of juist verder uit elkaar, afhankelijk van wat we nu doen.

Maar in het hier en nu staat de opname op het scherm, en wij staan er samen naar te kijken, alsof we getuige zijn van een gedeelde zonde die toch zoveel meer is dan slechts een misstap.

Ik voel hoe hetzelfde duiveltje, dat me eerder al eens in haar richting duwde, weer in me opkomt. Terwijl we naar de bewakingsbeelden kijken, besef ik maar al te goed dat Eke nergens spijt van heeft. Ze staart naar hoe wij daar bij de toonbank bezig waren, en ik zie mezelf achter haar staan, een moment dat langer duurde dan ik me kan herinneren, zij volledig naakt en ik nog grotendeels gekleed, met alleen mijn lul uit mijn broek. De cameraopname is niet haarscherp, maar de bewegingen laten duidelijk zien hoe fanatiek mijn heupen tegen haar billen duwden.

“Dit is wat je wilt, niet?” vraag ik haar op een lage, bijna duistere toon. Ze houdt haar blik strak op de monitor gericht en knikt alleen maar, zonder om te kijken. Ik stap wat dichter achter haar, laat mijn handen op haar heupen rusten en fluister opnieuw, “Dit is wat je nu weer wilt?” Ik hoor haar slikken. Haar adem versnelt. Ze knikt opnieuw, zwijgend maar overduidelijk verlangend. In dat moment dringt het tot me door dat ze niet alleen gevoelens voor me heeft, maar ook een lichaam dat blijkbaar om meer schreeuwt.

Langzaam laat ik mijn handen over haar buik glijden. Met mijn rechterhand duw ik de onderrand van haar shirt omhoog en schuif haar bh wat naar boven, zodat ik haar borst kan omvatten. Met mijn andere hand trek ik haar rok aan de voorkant omhoog, net genoeg om eronder te kunnen en haar slipje opzij te schuiven. Haar zachte kreun vult de kleine ruimte, terwijl ze haar hand naar mijn pols beweegt, zich halverwege aan me vastklampt en nog steeds naar het scherm kijkt.

We zien onszelf op de monitor, terwijl we destijds tot een climax kwamen. Ik voel Eke’s lichaam sidderen wanneer mijn vingers door haar vochtige warmte glijden, en in het zwakke licht kan ik nog net haar gezicht van opwinding zien vertrekken. Ik masseer haar borst, streel en kneed, terwijl ik met twee vingers haar kletsnatte poesje openhoud en haar vinger. Ik hoor haar adem stokken in haar keel, zie hoe ze moet vechten om op haar benen te blijven staan.

Op het scherm is een bijna verlaten winkel te zien, maar ik weet nog hoe intens dat moment was. Daar had de climax al plaatsgevonden. En de schrik die volgde. Daar was niemand meer te zien nu. Maar nu, in mijn kantoortje, is het niet minder intens. Mijn lul drukt hard tegen haar billen, en hoewel ze bijna zwanger was geraakt, deinst ze er duidelijk niet voor terug om dit nogmaals te doen. Dat zegt genoeg over hoever ze bereid is te gaan. Haarbillen schuren tegen de strakke stof van mijn spijkerbroek.

Deze keer houd ik de regie. Terwijl de opname verder gaat en wij daar op de beelden ons hoogtepunt bereikten, stop ik niet wanneer ik voel dat Eke tegen haar eigen grens aan hikt. Ik duw haar juist verder, vingertje voor vingertje, duim over haar clit, totdat ik merk hoe haar hele lijf in elkaar zakt en ze zich met moeite overeind houdt. Ze kreunt rauw en klemvast, en ik blijf doorgaan tot ze met trillende benen aan me hangt en in een daverend orgasme wegzinkt.

Pas wanneer ze is uitgeschokt en wankelend op haar hakken staat, laat ik haar los. Ik adem zwaar, voel mijn lul kloppend tegen haar onderrug en zie hoe ze naar adem hapt. Als ik vraag of ze me wil voelen, knikt ze opnieuw zwijgend. Ze staat nog met haar rug naar me toe, de rest van haar kleding half verschoven en haar haar in de war. Ik leun naar haar oor en fluister, “Ben je nu wel aan de pil?”

Het lijkt haar kort uit haar roes te halen. Ze kijkt om en schudt haar hoofd, nauwelijks in staat tot spreken. Ik laat een laag, bijna geamuseerd lachje horen, al gonst mijn eigen opwinding door mijn lijf. “Als ik straks terugkom, wanneer dat dan ook is… dan ben jij aan de pil. Duidelijk?” Mijn stem klinkt streng, maar tussen de regels door is het een belofte van wat er gaat komen als alles eenmaal geregeld is.

Ze knikt, grootogig, een mengeling van verlangen en verwarring in haar blik, en ik zie hoe ze nu definitief begrijpt dat dit niet de laatste keer hoeft te zijn. Geen woorden komen over haar lippen; ze kan alleen maar toestemmen. En ik voel hoe die instemming me een golf van hitte bezorgt, besef dat dit misschien net zo gevaarlijk is als voorheen, maar ook onmiskenbaar wat we allebei willen.

Ik laat Eke niet thuisbrengen, ook al had ik dat aanvankelijk wel gedacht te doen. Uiteindelijk nemen we afscheid bij de achterdeur van de winkel, op de plek waar niemand ons kan zien en waar ik nog even het gevoel heb dat alles alleen van ons kan zijn. Wanneer ik haar aankijk, zie ik in haar blik de worsteling: ze wil niet vertrekken, en al helemaal niet dat ík morgen weg ben. Toch duw ik zacht een lok haar achter haar oor, breng mijn lippen naar de hare en geef haar een kus die veel langer aanvoelt dan hij in werkelijkheid duurt. Haar ogen vallen even dicht, en ik hoor haar bijna onhoorbare zucht van tegenzin als ze zich losmaakt. Dit is hoe we afscheid nemen, en ik weet niet hoe ik me erbij moet voelen.

Ze draait zich om, scharrelt met de sleutelbos om de deur op slot te doen, maar kijkt nog één keer naar me om. Er lijkt zo veel in dat ene moment te schuilen – alle spijt, verlangen en belofte van mogelijke toekomstige avonturen die tussen ons heen en weer gonzen. Dan is ze weg, en ik besef dat ik niet eens weet hoe ik dit alles aan Kamila zou kunnen uitleggen, zelfs al zou ik het willen.

Met die gedachte loop ik terug naar mijn kantoortje, waar de warmte nog in de lucht hangt en het scherm van de computer zwak opgloeit. Ik laat me in de bureaustoel zakken en log opnieuw in op het systeem. De opnames van zojuist staan er ongetwijfeld bij, tussen die van de afgelopen weken. Ik twijfel even, mijn vinger zweeft boven de delete-knop. Maar ik verwijder ze niet. Misschien is het verkeerd, een soort dwaze herinnering om te bewaren. Toch kan ik het niet over mijn hart verkrijgen om die beelden, hoe fuzzy ze ook mogen zijn, zomaar weg te gooien.

De waarheid is dat er al een mapje is, eentje waar ik eerdere opnames heb bewaard: nachten in de winkel met Elise, spannende momenten met Kamila toen ze bij me langskwam en we niet echt op de tijd of de plek letten. Het is een verzameling geworden die me ongemerkt is gaan bijstaan als bewijs dat het werk in de slijterij verre van saai was. Stuk voor stuk zijn het herinneringen aan momenten die alle hun eigen warmte, lust en avontuur in zich dragen. Sommige mensen zouden zeggen dat het uitbaten van een winkel als deze eentonig is, maar als ik door die map blader, weet ik wel beter.

Nu ik hier zit, voel ik een onverklaarbare weemoed. Ik ga de winkel missen, en misschien nog wel meer de vrouwen die hier altijd opduiken in mijn leven. Toch weet ik één ding zeker: zolang Kamila in mijn leven is, hoef ik niets écht te missen. Met haar lijkt avontuur altijd op de loer te liggen, en als ik terugkom, dan is er altijd weer Eke – en Willemijn – en wie weet wie er nog meer aan het verhaal wordt toegevoegd.

Ik klap het systeem dicht, laat de stilte van de winkel op me inwerken en maak me dan klaar om naar huis te gaan. Wanneer ik binnenstap, blijkt Kamila verrast dat ik later ben dan gepland. Ik zet mijn tas neer en ben net van plan te vertellen wat er in de winkel is gebeurd, als Kamila me onderbreekt met een stralende lach. Uit de keuken komt Willemijn tevoorschijn, haar ogen een tikkeltje ongedurig, maar duidelijk met een flinke dosis goede zin. Kamila had haar blijkbaar gevraagd om deze laatste avond bij ons te komen eten, en nu merk ik direct aan hun uitwisseling van blikken dat het niet bij alleen eten blijft.

Ik besluit mijn verhaal over Eke maar voor later te bewaren. Wat er in het kantoortje heeft plaatsgevonden, is voor nu ons geheime hoofdstuk. De manier waarop Kamila en Willemijn me aankijken wanneer ik binnenkom, de lichtspeelse spanning die ineens door de huiskamer stroomt, verklapt al dat er nog iets anders op het menu staat dan alleen een avondmaal. Wat al een knotsgekke dag was, lijkt daarmee slechts het voorproefje van wat er vanavond nog te gebeuren staat.

-
Geef dit verhaal een cijfer:  
5   6   7   8   9   10  
Klik hier voor meer...
Klik hier voor meer...